Mijn luie vleugels kaatsten denkbaar
de morsetekens in de spiegel iets te koel terug
mijn glazenmakerslippen lazen woorden uit een invalshoek
die mogelijk achter slot en grendel niet bestond
ik brak de maanvitrine in de rug van zilver open op misschien
een gans verkeerd berekend hemels virtueel moment
ter zake wil ik daarom toch nog heel veel weten zoals
hoe hoog ik scherven in mijn vluchten najoeg als kandij
het lukt niet om met verve waterijs te garen dat ik
zelfs non-linguaal niet aan durf roeren of verhitten
ik zou de mond-geblazen noten in
de glossen met mijn handgemaakte kiezen kraken
tot slot beschreef ik vroeger glazen bolwerken met graffiti tags:
de vrucht en het water worden nooit weer nagestreefd
het libellen melkproduct bespoot ik bikkelhard in
kleuren schreeuwend: killroy was here, killroy done gone.
Uit de bundel: ‘Dansend op stilettohakken’