Annel de Noré

Engelenbak

De hemel is een mannelijk woord, maar ik –

ben slechts een vrouw. En ook ik dacht:

in de engelenbak zoals ‘t betamelijk hoort

is men voornamelijk – onstoffelijk stof en zijden.

 

Daar bij iedere man met alle huid

en haar toch nog een engel hoort

spreek niet van doem en heiden

en vergeet vooral niet: in overvloed te lijden

 

want dat geen man een prepaid paradise is

let op: niet één een cash and carry hemel is

klinkt jou, kant klaar, ready, steady to shoot

and fly vooralsnog vast wat onbescheiden.’

 

Zo sprak een engel aan het woord.

Ze zei: ‘Er heerst echt overal een koning.

Je leven slijt je dus tot in der eeuwigheid

in een overbezette bak melk, brood, honing.

 

Onze Heer der Heren belast, spreekt tollenaars

soms belanden we in de uitverkoop en stijgen op

vanonder de sokken, het ondergoed, de doop.

Nooit raakt hij de zwaan gans kwijt.

 

We spinnen in de nor waarin hij ons dan smijt

we zijn te mannelijk, we hebben een snor

we zijn knap onbetamelijk, kokkerellen niet

heten Barbie of Xaviera en zijn nog feministisch ook.

 

We mogen knap zijn, voorwaardelijk mooi

het engelenkoor mag lustig juichen – maar

mooi niet wàt het in het wild zou willen betuigen.

Je valt dan in een vrije-nachtegalen-keizerkooi.’

 

Ik zei: ’Ben ik … hier… op de juiste plek,

ben ik terecht in ‘t cachot, echt in de hemel?’

‘Jawel hoor,’ zei de engelengek, ‘het spinhuis

noemt men weleens het bovenaards gewemel.

 

Wie hier belandt, heeft levenslang:

gratie, verlichting, omstandigheden

tellen niet mee, tijd hier is een dode zee

en alles is er zacht en goed, wees dus gegroet.

 

Het recht is niet zoals bij jullie daar beneden

Het geldt niet hier, alles is hemels – zoals ‘t moet

cool en perfect, er valt niets meer te wensen.

Kijk niet benauwd, bij ons is het nooit erg koud.

 

Ik ben maar de dorpsgek, maak je geen zorgen

ziel, zaligheid, gister, vandaag, morgen – amen

zijn additief niet spannend genoeg; we relaxen

ongelofelijk door homo- en synoniemen. Sela!

 

Vrees niet, dit is een doodgewone engelenklucht.

Het engelengehucht is een bajes, een petoet, een lik:

je ontvangt meestal kleding, huisvesting, eten,

maar in het tuchthuis moet je vooral zoveel mogelijk vergeten.

 

Men rekent primitief: in geld, have noch goed.

Wat ons sinds tijden her en der wordt toegestaan

dat is een grap; we kunnen na het mediteren

ons een geduchte bengeljacht permitteren.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *