Annel de Noré

De achtervolging

Onwillekeurig versnel ik mijn pas als ik zware voetstappen achter me hoor. Niet genoeg al dat ik ben verdwaald in deze smalle steeg in een achterbuurt en het al dicht tegen zessen loopt, er is verder geen mens te bekennen, geen kinderstemmetje, muziek of hondengeblaf te horen. De ramen van alle huizen zijn potdicht en de lichten zijn nog niet aangestoken. Alsof ik moederziel alleen op aarde ben achtergebleven na een ramp die geen fysieke sporen heeft nagelaten. Ik durf me niet openlijk om te keren en mijn angst daardoor te verraden. Het schijnt me, ondanks dat ik mijn tempo heb verhoogd, toe dat de persoon achter mij, me inhaalt. Hoe vlugger ik voortschrijd, hoe meer hij – aan de stappen te oordelen moet het wel een hij zijn – mij op de hielen zit. Tenslotte spoed ik zo haastig voort, dat ik nagenoeg hol. Het valt niet te betwijfelen: ik word achtervolgd. Verbeeld ik het me of kan ik zijn aanwezigheid achter me zelfs voelen? In ieder geval is hij me zo dicht genaderd, dat ik hem hoor hijgen. Het kan me niets schelen: ik begin te rennen alsof mijn leven ervan afhangt. Misschien is dat wel zo. Algauw kan ik er niet omheen: deze man wil me te pakken nemen. De stappen achter me gaan net als de mijne steeds harder. Toch heb ik niet het hart te gaan gillen. Als ik me vergis en mijn zenuwen me parten spelen, sla ik een modderfiguur. Binnen de kortste keren ben ik buiten adem. Een steek in mijn flank noopt me in ontzetting halt te houden. Waarom heeft hij me niet eerder ingehaald? Ik buig met een hand in mijn zij voorover, sluit mijn ogen en wacht op wat er komen gaat: een arm om mijn nek, ik word neergesmakt.

Een schaduw zoeft me voorbij als een windvlaag. Het duurt een poos voor ik kan bevatten dat hij me niet heeft belaagd. Rekende hij er niet op dat ik zo snel halt zou houden? Wat ook het geval is: ik moet hier onmiddellijk weg. Ik keer me gezwind om en sprint terug.

Het duurt nauwelijks een paar seconden of ik merk dat ik opnieuw achterna word gezeten. Wat wil die gek van me? Wil hij me de stuipen op het lijf jagen? Mogelijk geniet hij van de jacht voor hij daadwerkelijk toeslaat. Binnenkort ga ik erbij neervallen en dan neemt hij me subiet te pakken.

Ik kan niet meer. Doodmoe blijf ik staan. Ik zal hem smeken mijn leven te sparen. Ondanks alles besef ik opeens dat ik wil leven.

Weer voel ik de windvlaag die hem voorafgaat. In angstige anticipatie op de afloop keer ik me om en ik herken hem net voor hij me voorbij suist. De man, die mij zoveel verschuldigd is: mijn schuldenaar. Nu ga ik hem achterna. Ik grijp hem bij zijn lurven. Hij kijkt om en glimlacht. En ik maak de fout die ik al zo vaak in mijn leven heb gemaakt. Ik draai me eveneens om alsof ik Lots vrouw ben en ik sta stil alsof ook ik in een zoutpilaar ben veranderd.  Vervolgens word ik met blindheid geslagen. Niet door God, maar door de ondergaande zon. Als ik me realiseer dat ik niet had moeten omkijken, is meneer Geluk verdwenen.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *