Annel de Noré

Wat is een goed boek?

Schrijftip 3. : Wat is een goed boek?

Ooh, dat is niet moeilijk te raden. Het boek dat je binnen een jaar of drie schatrijk maakt, waarvan je het aantal herdrukken niet kan tellen, dat in dertig talen wordt vertaald, waarmee je een beroemdheid wordt, dat de lovendste recensies ooit scoort, waar de wereld op zat te wachten, dat je binnen twee weken fluitend achter de computer uit je mouw hebt geschud en dat maakt dat iedereen naar het tweede meesterwerk van je smacht, enzovoorts. Zo overdreven neergepend, zal niemand het met me eens zijn. Hoewel… stiekem, zij het in mindere mate, willen we dat allemaal en over het algemeen krijgen we veel minder, weinig of niets van dat egostrelendst. Natuurlijk wil je gelezen worden en de rest van de mikmak. Een boek is een deel van jezelf. Daarom kan het er meedogenloos in hakken als dit alles jou niet te beurt valt en je juist op alle fronten verlies schijnt te boeken. Voor je begint te schrijven, wees je ervan bewust dat je eigenlijk naar dit alles of minstens één van de door mij opgesomde punten of andere verlangt. Realiseer je goed wat je beoogt, wat je hoopt, wat je verwacht. Het voornemen een boek (verhaal) te schrijven vergt introspectie. Bereid je voor op (ongewenste, ongevraagde, oneerlijke, of erger terechte) kritiek, desillusie, onbegrip, een beschadigd imago, nijd, haat. Kritiek kan terecht, eerlijk, welgemeend zijn en toch… enorm pijn doen. Als je denkt dat allemaal aan te kunnen en je hebt een idee, lees je in, volg een cursus en steek dapper van wal. En wat een goed boek is? Dat bepaal jij en jij alleen. Liefst echter in samenspraak met je/een redacteur. Kun je je die niet permitteren, dan iemand die er wat van weet. Bovenal iemand van wie je gelooft (Pas op! Zie tip nummer 1) dat die het met je meent. Houd er wel rekening mee dat wanneer het boek is uitgegeven, veel mensen er een oordeel over zullen vellen. Mensen zijn vaak niet of niet allemaal oprecht. Ze kunnen jaloers zijn. Probeer laconiek te blijven onder negatieve uitlatingen. MAAR: ga tegelijkertijd altijd, altijd, altijd na of de critici een punt hebben. Vraag wat wordt bedoeld, werk eraan, zoek hulp en… het onmogelijkste: word niet boos, lig er niet wakker van. Smaken verschillen nu eenmaal en je hebt echt niemand vermoord. En als je zelf niet hebt bereikt wat je wilde, niet tevreden bent? Waarom dan niet? Als er veel ‘gerechtvaardigde’ kritiek op je tekst is? Overweeg – hoe erg je/de bedenkingen ook mogen zijn – op welke wijze je er wel iets van kunt maken. Werk aan je motieven. En gooi niets weg! Er zit zoveel tijd en arbeid in. Tijden veranderen en wij mensen eveneens. Ik heb eens een televisieprogramma gezien over een kunstschilder die al zijn werk heeft vernietigd en nooit meer heeft geschilderd, omdat een door hem bewonderde schilder hem deerlijk had afgekraakt. Niemand zal ooit weten of hij juist wel een begenadigd kunstenaar was.

Neem aan dat je boek is uitgegeven en dat je lovende recensies krijgt, maar geen rooie cent eraan overhoudt en geen ander voordeel eraan hebt? Dan moet je van tevoren hebben bedacht wat je er eventueel toch aan overhoudt. Thank God voor de paradoxen. Wanneer ik alleen de smalle paden betreed waar magere, gele onkruidbloempjes welig tieren in de uitgedroogde strookjes gras aan de randen, daar waar ik zelden iemand tegenkom, stel ik me herhaaldelijk in wanhoop de vraag: ‘Wat heb ik eraan, wat houd ik eraan over, wat bezielt me? Ik. Ik zelf. Ik wil ook wat!’

Dan is mijn antwoord steeds vaker: ‘Bijna niets.’
‘Dan plezier.’

En je leert jezelf en ‘de ander’ beter kennen, je leert aanvaarden, je leert begrijpen als je je bewust inleeft. Bovendien laat je voor anderen een schat achter. Als ze het niet meer zien zitten, als ze teleurgesteld zijn, of zich gewoon willen ontspannen, willen lachen, de wereld vergeten. Denk aan hen. Denk aan alle schrijvers, musici, beeldhouwers, alle kunstenaars die ons zoveel hebben nagelaten en je zult weten, voelen dat je rijk bent geworden. Door   het schrijven. Rijk aan medemenselijkheid en naastenliefde. Succes!

Wat bezielt me?

Wat bezielt je? vroeg ik me af als ik dagen- en nachtenlang met een extatische glimlach achter de computer zat. Mijn jongste zoon maakte zich zorgen: ‘Mam, wat is er met je? Je ziet er zo… eh, raar uit.’ De achterdocht was van zijn gezicht te scheppen nadat hij onopgemerkt achter me was komen staan om te zien wat zijn moeder aan onzedelijks had zitten uitspoken, nou ja typen. Hij troonde me mee naar de spiegel zodat ik mijn verrukte tronie kon bekijken. Helaas, toen ik me gedwee ernaar had laten leiden en mijn evenbeeld me aanstaarde, zei hij: ‘Je had jezelf zonet moeten zien, ma.’ Niettemin ving ik een glimp op van een verdwaasde en verzaligde facie die in de verte iets had van mijn oude gezicht. Hoe erg moest het een minuut of wat daarvoor zijn geweest? Dat weet ik niet. Wel weet ik dat schrijven het heerlijkste was dat ik in jaren had ‘meegemaakt’. Tegelijkertijd zwoor ik dat ik me nooit aan een erotische tekst zou wagen. Want, wat zou er in dat geval van me worden?

            Met een zorgeloosheid die mij, Netty Simons, vreemd was, wuifde Annel de Noré, alle bedenkingen weg. Ze voerde me mee naar een gebied waar ik mijn mededogen, mijn angst om te kwetsen, mijn lafheid om te uiten waar mijn hart vol van is, mijn opportunisme vergat. In de zoektocht naar de waarheid, naar eerlijkheid, naar rechtvaardigheid kwam ik bij verrassing ook mezelf sporadisch tegen. In lachspiegels, in spookhuizen, in labyrinten, in sprookjes.

            O jawel, ik was de prinses en ik was de heks. De toverprins die als verplicht nummer keer op keer de hoofdrol vervult in de befaamde tragikomedie: het geluk van de vrouw ligt in uw handen. Ik was een vrouw en ik was een man. De zeemeermin en de zeemeerman. De kaalgeschoren zusters van de zeemeermin was ik ook. Ik leerde cryptische taal van jaren her ontcijferen, ik kon de hiëroglyfen van het gevestigde mannenrijk ontraadselen, orakels bleken abracadabra. Ik leefde in de hemel en donderde op tijd terug op aarde om te staren naar mijn smerig aangekoekte gasfornuis en een broodje tomaat neer te kwakken voor mijn zoon die niet van tomaat houdt.

            Net als alle anderen die zo arrogant waren de hypocrisie te willen ontmantelen, heb ik het echter geweten, voor zover ik het nog niet wist. Ik had veel, maar bovenal had ik willens en wetens het taaie en overjarige maagdenvlies, het taboe van de truttige, vrouwelijke bescheidenheid en zedigheid op de brandstapel proberen te gooien.  Dus brandde ik mijn billen aan het zelf aangestoken vuur.

            Reeds de eerste dag toen de tweede persoon mij feliciteerde – ik had met het typoscript van ‘De bruine zeemeermin’ de eerste prijs gewonnen in de prijsvraag die uitgeschreven was door de Nederlandse ambassade in Venezuela – kreeg ik een hartig voorvuurproefje. ‘Ga nou niet denken dat je een geweldige schrijfster bent,’ voegde ze toe aan haar – naar eigen zeggen – welgemeende ‘proficiat’. Dansend als een karikatuur van Mohamed Ali had ik de eerste uppercut als een donderslag bij heldere hemel tegen mijn harses gehad.

            Iets lager, helemaal below the belt, was de volgende dreun die een goedwillende vriend me verkocht. Ik werd in een koetjes-en-kalfjesgesprek  uitgemaakt voor megalomaan. Ik wist zeker dat het woord iets te maken moest hebben met hoogmoedswaanzin, maar trotseerde bij thuiskomst een volle blaas en greep mijn Groot van Dale woordenboek en zocht het gewraakte woord op. Nee, het betekende niet hoogmoedswaanzin, maar grootheidswaan. Ja, ik had het moeten weten. Nee, ik had het niet moeten opzoeken: ja, daar stond het, zwart op wit. Ach, maar dit boek dateert van 1983 troostte ik mezelf. Bovendien was het bij Varekamp in de aanbieding, dus was er vast iets mee loos, want hij, mijn goede vriend kon het onmogelijk zo hebben bedoeld.

Ik begon te lachen. Ik lachte zo hard dat de tranen me over de wangen stroomden… en ik het in mijn broek begon te doen.

Mijn leven lang had ik ‘cool’ en arrogant willen zijn en wat mij, het vriendelijke, aardige mensje niet was gelukt, speelde die Annel de Noré met een paar lullige pennenstreken klaar. Ze liet me wel achter met de verlegenheid anno puberteit. Iets van ergens heel lang geleden. Tenminste dat had het moeten zijn.

Door de ‘coolheid’ van Annel kwam ik op de Surinaamse tv. Dat zou mijn alter ego Netty Simons nooit hebben gedurfd. Het uur van de waarheid vond Annel. We gingen er met zijn tweeën naar toe. Netty vluchtte, terwijl Annel de presentator in de studio suikerzoet ervan overtuigde dat ze een zeer, zeer bescheiden mensje was. Met als gevolg dat Netty Simons de volgende dag te horen kreeg dat er geen grotere contradictie bestond dan een mens die van zichzelf beweerde dat hij bescheiden was. Dat was de onbescheidenheid ten top.

Tja, zal ik u de rest van de onderhuidse schimpscheuten, de verdachtmakingen, de roddels, de lastercampagne vertellen? Waarom zou ik?

Ik herhaal liever dit. Ondanks de immense pijn, de onuitwisbare schade en de ongeneeslijke wond die hierdoor bij mij zijn veroorzaakt, was het schrijven alle ellende meer dan waard. Zoals ik al zei: ik heb een wereld ontdekt die niet van deze wereld is. Halleluja!

Nee ook die is niet altijd mooi, vredig of harmonieus, maar ik zou voor geen klatergoud van deze aardse wereld de roes van de goudkoorts van die fictieve wereld willen missen. De vergetelheid die je er vindt, is onvoorstelbaar. Ach, en al is het er weleens vergeven van de muskieten, het is een Eldorado waar je je in onstoffelijk goud kunt baden. Als u me niet gelooft, reis met me mee de volgende keer. Durft u zich bloot te geven, een solo striptease te doen?

En dan is er nog een tweede reden. Veel mensen, zowel mannen als vrouwen, vertelden me dat ze op zo’n boek hadden gewacht. Een boek waarin ze zichzelf en anderen herkenden. Bedoelde mijn vriend dit toen hij zei: megalomaan?

In eerste instantie probeerde een enkele man me aan te wrijven dat ik mijn persoonlijke frustratie ‘verhaalde’ op ‘onschuldigen’. In laatste instantie dat een forse vriend en dito vrijpartij me zouden doen opfleuren. Opfleuren gebruik ik hier uit poëtische vrijheid als eufemisme voor het opkalefateren dat hij kennelijk bedoelde. ‘Hondertien volt voldoet niet meer bij vrouwen van jouw leeftijd. Tweetwintig moet je ze geven,’ zei de wolk van een wolf en ondergetekende glimlachte als een wolk van een schaapje. Lieve Heer, alle andere vrouwen worden oude taarten en behouden aldus de uitstraling van iets lekkers. Zal ik om één enkel boekje tot de orde van de airco’s, oftewel het oud ijzer en naarmate de tijd meedogenloos voortschrijdt, tot de orde van het oud roest, worden veroordeeld? Toch aardig dat hij me de raad ‘after’ en niet ‘before’ ‘De bruine zeemeermin’ gaf. Anders was het boek er volgens zijn stellige bewering niet geweest. Zou die tweetwintig volt helpen? Over het algemeen ben ik niet nieuwsgierig van aard, maar als bij mij de gierigheid gewekt is…

Of de enigszins vrij vertaalde mening van een eigen-schuld, hemel-hel-verdoemenis en voorbestemming doemdenker: ‘Wie slecht leeft en reïncarneert, komt als vrouw terug. Alleen vrouwen die net zo gemeen zijn geweest als mannen, worden weer vrouw, Dus alle vrouwen hebben gewoon hun verdiende loon.’

Ergens middenin de discussie gaven zowat veel mannen echter toe dat ze zichzelf waren tegengekomen en waren gaan nadenken en dat misschien daarom zo naarstig naar een verdediging werd gezocht. In ieder geval is nadenken volgens mij een aanzet tot verandering.

Vrouwen in alle maten en soorten, met en zonder partner(s) of ex(en) begrepen minstens één van de hoofdpersonen uit ‘De bruine zeemeermin’ omdat ze zich in een soortgelijke situatie (hadden) bevonden. Een enkeling was ziedend zelfs na mijn uitleg dat ik alleen had willen demonstreren wat er plaatsvond zonder daarbij een waardeoordeel te vellen. En verder dat vrouwen daadwerkelijk de pineut zijn als het misgaat in relaties en dat juist door de force majeur positie waarin ze zich bevinden (in sommige gevallen denken te bevinden!) er niet vlug iets zal veranderen aan hun opportunisme en dus evenmin aan de situatie. De schaarse vrouwen die diep en diep gekrenkt bleven, deden me denken aan Assepoester en het perfect passende muiltje.

De derde factor die schrijven voor mij alleszins de toestanden waard maakt, is deze: onrecht zal er altijd bestaan, maar er zullen ook altijd mensen zijn die de innerlijke drang voelen ertegen ten strijde te trekken. Een vredelievend mens heeft de keus om alles passief over zich heen te laten komen of op de één of andere manier zonder fysieke strijd zijn geweten tot bedaren te brengen. Zoals we allemaal weten kan een pen een machtig wapen zijn. Zo machtig dat het velen het leven heeft gekost. De kracht van het geschreven woord heeft evenwel veel meer mensen het leven gered. Dus ook anno 2000 geldt: waar er pus is, moet die worden verwijderd. Over misstanden moet worden geschreven!

Nu weet u wat mij en mogelijk andere schrijvers rond 2000 bezielt.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *