Annel de Noré

Blog mei 2007 – mei 2017

Op school gebeurde zoveel wat zelfs in een ontwikkelingsland als Suriname niet had gekund, dat geen mens die het niet heeft meegemaakt, het zou/zal geloven. Van nergens, geen advocaat of overheidsinstantie, (bijv. Het Juridisch Loket)  kreeg ik hulp en van niemand in de privésfeer. Een deel was onmacht van betrokkenen en de rest beschouw ik als te persoonlijk om het er op deze ‘plek’ over te hebben. Het ongelooflijkste was dat ettelijke collega’s lieten doorschemeren dat ik werd bespied (ook hier in Nederland). Ze deden het echter op dusdanige wijze dat ik er niet openlijk op kon reageren of ertegen ageren. Zonder enig zelfmedelijden – want ik (1) heb het gered en (2) ben niet gek geworden en (3) er zijn overal op de wereld mensen die veel ergere dingen meemaken en (4) ik ben ervan overtuigd dat andere slachtoffers van deze groep het veel moeilijker hebben en óf onder een trein óf in een inrichting zijn beland – kan ik stellen dat het de afschuwelijkste periode in mijn leven was en ik ben voor geen kleintje vervaard.  Ik kon niet terug naar Suriname, want ik zat in een koopwoning en men had me al signalen gegeven dat die niet verkocht zou kunnen worden, zelfs al zou ik zwaar onder de waarde willen verkopen en dat is nog steeds zo. In 2006 had ik mijn huis in Suriname verkocht, omdat ik niemand had om die te onderhouden en het me teveel kostte, ik was mijn baan daar kwijt en er was een onderwijspersoneelsstop. Ik zat als een noot in een notenkraker. Omdat ik niet brak, werd mij op 01 juni 2008 volstrekt onterecht de toegang tot de school waar ik werkte, ontzegd. Ja, ja in Nederland kan je dat echt gebeuren, hoe diep je je ook laat vernederen. En hoeveel gelijk je ook hebt, krijgen doe je het niet. Niemand die je beschermt. Voor Surinamers die mij niet geloven: ik begrijp het, maar het is echt waar. Geen advocaat die je tegen betaling ‘helpt’. Ze plukken je wel! Dit is het paradijs en je moet de loftrompet over dit land blijven blazen, anders krijg je het nog erger te verduren. Ik werd onder druk gezet om mijn ontslag aan te vragen door het Stichtingsbestuur of me ziek te melden. Ondanks het getreiter koos ik voor het laatste. Na precies één gesprek van een kwartier met de UWV-arts vertelde die me dat ik psychisch gestoord was.  Ik  liep twee jaar in de ziektewet en werd via de rechter ‘eervol’ tijdens ‘ziekte’ ontslagen en vroeg dwars tegen de verwachting van mijn belagers in een WIA uitkering aan. Waarom deze klaagzang die op papier geenszins een weerspiegeling is van de werkelijkheid? Om Surinamers en andere mensen te waarschuwen die naar Nederland (ik neem aan ook andere Westerse landen) willen emigreren. Als je hier als een muis in de val bent gelokt, word je beledigd en uitgedaagd om op te rotten. Tegelijkertijd zorgt men ervoor dat je hier gevangen zit. Ook de overheid is deel van het probleem. Om de haverklap werd een substantieel deel van mijn UWV-uitkering ingehouden en tegenwoordig wordt mijn volledige ABP-pensioen het grootste deel van het jaar niet uitbetaald als zijnde voor schulden. Als ik naar Suriname vertrek, zal ik waarschijnlijk geen cent meer ontvangen van mijn AOW- of ABP-pensioen. Alles zal naar virtuele, gefabriceerde schuldeisers gaan en in Suriname heb ik ongeveer tien jaar korter gewerkt, dan zou moeten voor een volledig pensioen waardoor ik een behoorlijk pensioengat heb. Bovendien worden voortdurend vernielingen aangericht aan mijn huis, inboedel en tuin zowel in Suriname als in Nederland.

Van 01 juni 2008 tot en met mei 2010 liep ik dus in de ziektewet. Ik werd normaal uitbetaald zonder dat ik in die periode één dag ziek ben geweest. Ik moest me twee keer in die twee jaar bij de bedrijfsarts melden. Verder heb ik in die periode nooit een dokter gezien – nergens ter wereld. Het eervol ontslag tijdens ‘ziekte’ kon worden gerealiseerd, omdat de advocaat die me op de dag van de zitting zou vertegenwoordigen en die ik ruimschoots had vergoed, doodleuk niet ter rechtszitting aanwezig was. Tijdens ‘ziekte’ had ik niet ontslagen mogen worden en dus werd mijn aanvraag  om een WIA-uitkering gehonoreerd door UWV. Die duurde tot en met mei 2016. Het verhaal is een stuk ingewikkelder, maar de grote lijn volstaat hiervoor.

Ondanks dat het vernielen doorging, heb ik ook de verhalenbundel ‘Vers vlees oud bloed’ kunnen afronden en in 2009 lag het bij de uitgever. In 2010 was het geredigeerd. Ik had toen twee laptops over en geen van de printers werkte en ik kon zelden op internet, hoewel ik drie providers had en betaalde. Ik heb de laptops omdat die constant werden gemanipuleerd, kapot geslagen van woede nadat ik alle schrijfwerk op cd’s en diskettes had opgeslagen en mijn internet providers afgezegd ondanks dat ik contractueel moest doorbetalen omdat in Nederland je verplicht een jaarcontract moet nemen, heb ik begrepen. Ik probeerde per (aangetekende) brieven contact te houden met de uitgever. Of die aankwamen weet ik niet. Feit is dat hij niet reageerde en ik door andere omstandigheden volstrekt geïsoleerd leefde. Het bespieden, afluisteren, vernielen en smerig maken van mijn have en goed is nooit opgehouden. Tot op heden niet. Zodra ik de deur uitging/uitga, was/is het raak, zelfs voor het inslaan van ruiten of het halen van glas uit deuren of het kapotmaken van de achtertuindeur en -poort, wordt niet geschroomd. Ik word ook op straat achtervolgd, waar ik ook ga. De bende wendt methodes aan waardoor de leden je laten weten dat je elke seconde waar je je ook bevindt, wordt gevolgd en dat zij wat ze ook tegen jou ondernemen het recht daartoe hebben, omdat ze altijd en eeuwig gelijk hebben en dat ze daar nooit mee zullen stoppen, zolang je leeft. Dat je maar een eind aan je leven moet maken. Of dat zij je anders ooit een handje zullen helpen daarmee. Ik ben niet van plan om gek te worden – hoewel het kantje boord was – mezelf het kostbare leven te ontnemen – hoewel het een haartje heeft gescheeld  – en kan ze weliswaar niet stoppen om te doen wat ze niet laten kunnen, maar Ik probeer te halen wat ik uit het leven kan halen, hoewel ik al twintig jaar in virtuele gevangenschap leef. Nou ja, ik ‘mag’ wel naar de Albert Heijn om mijn eten te halen. Hierop kom ik later terug.

In 2009 heb ik, broodmager en halfgek, toch de stoute schoenen aangetrokken en mijn inboedel ingepakt. Ik was kapot, op! Ik heb Jos Steeman €2150,00 betaald voor de verhuizing naar Suriname (ondanks dat mijn huis daar was verkocht) en daarna heb ik twee jaar lang ongeveer €70, per maand voor opslag betaald. De bedoeling was mijn huis in 2011 in de verkoop te doen en ergens in 2012 als het was verkocht, te vertrekken. Ik wilde met een bedrag substantieel lager dan de aankoopprijs genoegen nemen, als ik hier maar kon ontvluchten, terwijl de prijzen van huizen waren gestegen en ik het één en ander eraan had laten doen en zelf had gedaan. Door de voortdurende vernielingen kwam er niets van terecht het in de verkoop te doen. Ik was aldoor bezig wat vernield was te (laten) repareren. Aan de lopende band liet ik lipssloten vervangen tot ik in 2015 besloot dat ‘nooit’ meer te doen. Heden heb ik één voordeursleutel en zijn er twee bij onbevoegden. Al zestien jaar sjouw ik zodra ik de deur uitga met mijn laptop, administratie, nog niet gebruikt voedsel, als ze heel erg ‘aan’ zijn met slipjes en een stel schone kleren. Kleding met me meeslepen doe ik zelden (meer), alleen als ik iets nieuws heb, wat steeds sporadischer het geval is.

25 augustus 2011 ben ik in mijn woning aangevallen door acht mensen waarvan drie in politiekleding en mishandeld waarbij mijn lichamelijke integriteit werd geschonden. Ik stond op het moment van de invasie in mijn nachtjurk mijn tanden te poetsen in de badkamer, toen ik een stem in de gang hoorde. Kennelijk had de ‘politie’ (het politieapparaat is voor het grootste deel volkomen corrupt niet alleen in Almere – ik heb ettelijke politiebureaus bezocht) zich via braak toegang verschaft tot mijn woning. Ik had die ochtend, donderdag 25 augustus 2011, gedacht dat de geluiden van de inbraak die ik hoorde van ergens anders afkomstig waren. Oh jawel, in Nederland kan dat echt allemaal! Kom hier niet naar toe als je in Suriname of waar ook ter wereld nog huisvesting en eten hebt. Nederland is in het geniep een volkomen rechteloze, wetteloze staat.

Ten overstaan van deze acht mensen waarvan zes mannen, werd ik met mijn gezicht tegen een muur geduwd en werden mijn lange broek en slip omlaag gedaan door gecharterde ‘zorgverleners’ en ik kreeg omstreeks twaalf uur ’s ochtends terwijl ik nog niet had gegeten en niemand mijn medische historie kende een ‘kalmeringsmiddel’ ingespoten, waarvan ik tot vandaag niet weet of de naald steriel was, of dat er (hard) drugs in zat en ik werd afgevoerd naar een gekkenhuis, De Meregaard, in Almere Parkwijk. En dat terwijl die groep tegen mij tekeer was gegaan niet omgekeerd, waarvan in het bijzonder drie mannen, twee in politiekleding die er totaal door gesnoven uitzagen en ik me uit angst tenslotte op zolder had verschanst. Die deur werd met geweld opengebroken. In het gekkenhuis ben ik in hongerstaking gegaan tot en met de volgende dag vrijdag 26 augustus zes uur ’s middags omdat om vijf uur een ‘advocaat’, mevrouw meester (?) Holtrop me werd toegewezen. Donderdagnacht probeerde ik een plastiek zak over mijn hoofd te trekken om zodoende zelfmoord te plegen. Ik besefte al snel dat ‘ze’ daar blij mee zouden zijn en ik wilde niet echt dood. Destijds geloofde ik eveneens dat ik mijn recht zou kunnen halen en ik had al zoveel meegemaakt, dat ik ook voor andere slachtoffers die minder sterk waren, zou opkomen – dacht ik. Op 29 augustus werd er een schijnrechtszitting gehouden waarbij na twintig minuten werd verklaard door een ‘psychiater’ (?) die mij nog nooit had gezien en die ik totaal niet kende dat ik psychotisch zou zijn. De advocaat zei niet één woord tot mijn verdediging en ik had uitsluitend zo exact mogelijk verteld wat zich op donderdag 25 augustus 2011 had afgespeeld. Dat had ik op de middag van de wederrechtelijke vrijheidsberoving ook al gedaan tegen ene Christina, die duidelijk tot de bende behoorde (ongetwijfeld behoort) en die als een idioot nagenoeg niets deed dan grinniken en een enkele onzinnige vraag stellen. Toen kende ik de verschijnselen niet. Nu na alle you tube beelden, lijkt het me dat ook deze mevrouw ‘high on hard drugs ’ als de sky was. Allerlei idioots overkwam mij in die drie weken. Ik acteerde bij het leven alsof ik het ‘heerlijk’ vond in dat krankzinnigengesticht, ik waste af alsof ik er een riant salaris voor kreeg, maakte opzettelijk debiele kleutertekeningen zonder te protesteren, bakte een taart uit een pakje met een zogenaamde zorgverlener van een jaar of achttien die mij, zestigjarige vrouw, toesprak alsof ik negen jaar oud was, speelde stomme balspelletjes met de gekken en… mocht niet op de computer. Allemaal op een enkeling na, schenen ferme klappen van een paar molens tegelijk te hebben gehad, een deel van het personeel evengoed en de ‘directeur’ die ik op de laatste dag sprak absoluut. Die meneer stelde vragen en maakte opmerkingen waarbij the sky the limit leek aan nonsens. Ik was de enige vrouw op een mannenafdeling met zeer zwaar gestoorde, niet aanspreekbare krankzinnigen die je zelfs niet in je doodskist wilt tegenkomen. Echt, ik heb diep, diep, diep medelijden met echte gekken. De zogenaamde psychiaters zijn bijna even mataglap als de weg-van-de-wereld-zielenpoten of ze verblijven constant drugs gerelateerd in verre landen. Anders kan ik hun absurde gedrag niet verklaren en ze liegen even hard als de eerste de beste baronnen en baronessen von Münchhausen. Op 19 september 2011 werd ik volslagen kapot vrijgelaten met een velletje papier als gekkenwerksouvenir –  het vonnis – waarop slechts leugens en onzin stond, dat ik als leek op het gebied van psychiatrie niet zou hebben durven neerpennen. Overigens, telkens als ik een kopie aanvraag van  mijn ‘dossier’ is de versie verzinsels en onzin gewijzigd en worden de leugens en de onzin belachelijker, schaamteloos ‘bijgewerkt’ door zelfs de ‘huisarts’. Thuis aangekomen bleek het grootste deel van mijn administratie gestolen (bankafschriften, belastingaangiftes, kwitanties) alsmede diskettes met schrijfwerk (waarde: heel veel) en sieraden (waarde € 6000,00). Tevergeefs heb ik de stoep van het politiebureau platgelopen, de ene na de andere advocaat geprobeerd zover te krijgen een rechtszitting aanhangig te maken, de rechtbank per aangetekende post aangeschreven, per aangetekende post brieven naar opeenvolgende burgemeesters en huisartsen gestuurd of ik ben naar hen toe geweest, heb instanties afgelopen, ik heb transportkosten naar her en der betaald, telefoontjes gepleegd, me beurs gewerkt om de vernielingen het hoofd te blijven bieden en kostbare slaap- en levensuren verspild en bovenal gevochten om niet te breken. Gelukkig heb ik niet tevergeefs mijn tranen, woede, dodelijke vermoeidheid en ellende verbeten. Hoe weet ik weliswaar niet, maar ik ben gezond en staande en gaande gebleven hoezeer ik ook psychisch werd mishandeld. Eind van het heel lange en vermoeiende, erg ingekorte verhaal: ‘geholpen’ werd ik niet en de reden van de aanval is uiterst langzaam tot mij doorgedrongen. Neen, aan mij ‘medegedeeld’, zij het non-verbaal.

Op 17 april 2012 hoorde ik tussen acht en negen uur ‘s morgens een hels lawaai bij mijn voordeur, terwijl ik op zolder bezig was. Er was niet aangeklopt. Mijn bel was heel snel vernield nadat ik aan de Krokusstraat in Almere was komen wonen. De nieuwe die ik had gekocht ter waarde van €75,00 was spoedig na aankoop ontvreemd. Toen ik gealarmeerd naar beneden snelde, kreeg ik de deur niet open met mijn sleutel. Mijn Lips slot bleek kapot gedraaid. Even later verleenden drie mannen zich toegang tot mijn woning, waaronder één in politie-uniform, dezelfde die mij op 25 augustus had mishandeld. Mijn water werd afgesloten, hoewel ik nooit een achterstand in betaling had gehad. Twee sleutels (één van de meterkast en de ander van het trappenhok) werden in de gauwigheid gestolen en de watermeter werd kapotgeslagen zonder dat ik het merkte, want ik had me uit angst teruggetrokken in de keuken. Geen advocaat die daarna heeft willen ‘helpen’ (tegen betaling!) om het probleem op te lossen. Enkele maanden later (vanaf september) werd via UWV in maandelijkse termijnen in totaal bijna €1200, ingehouden, terwijl mijn maandelijkse termijnbedrag slechts €10,- bedroeg. De waterlevering is tot op heden, woensdag 23 maart 2022, bijna tien jaar later, niet hersteld. Meester B. Tamaëla was de laatste advocaat (maart 2018 tot en met november 2019) die mij uiterst schaamteloos volkomen heeft bedrogen en belogen. Na langer dan anderhalf jaar had hij letterlijk niets, maar dan ook niets gedaan en wel geld geëind. Exclusief tijd, transport en energie heeft hij €300, van mij ontvangen en de overheid heeft hem betaald omdat ik vanaf 15 juni 2016 netto slechts €900, totaal aan pensioenen ontvang en de overheid mij een toeslag toekende. Doordat ik de volgende advocaat uit mijn eigen zak zal moeten betalen, zal mij dat een smak geld kosten en geen enkele advocaat wil helpen. Ik heb honderden gebeld en alle mogelijke instanties platgelopen.

In het eerste kwartaal van 2012 moest ik verder € 893,- betalen aan een ‘bedrijf’ waar ik geen zaken mee had gedaan. Daarna € 125,. Ik heb betaald omdat ik tegen elke prijs weg wilde uit Nederland. En ondertussen had ik bij herhaling de ervaring opgedaan dat als ik niet betaalde, het bewuste bedrijf zogenaamd een incassobureau zou inhuren, waarbij de kosten steeds hoger zouden worden en geen advocaat bereid zou zijn te ‘helpen’. Ik betaalde me gek en verspilde geld, tijd, emoties en energie aan telefoontjes plegen, aangetekende brieven schrijven en versturen, transport betalen en intakegesprekken voeren en werd/wordt middenin het proces in de steek gelaten of ik kon de advocaat niet verder betalen, want de volgende ‘schuldeiser’ dient/diende zich aan. Er volgde dan zonder dat ik ervan op de hoogte ben/was gesteld via een deurwaarder zogenaamd een rechtszaak waarbij ook de deurwaarders- en gerechtskosten betaald moeten worden door mij en dat bedrag wordt gewoon van mijn salaris of uitkering ingehouden meestal zonder voorafgaande waarschuwing alsof er een rechterlijk vonnis is geveld. Specificaties en het rechterlijk vonnis krijg ik nooit! Waarschuwingen zelden! Ik leef/leefde in constante onzekerheid en angst. Ik vroeg me elke maand af wat de bende nu weer voor krankzinnigs zou verzinnen. Hun fantasie is astronomisch en bizar. Het zijn altijd belachelijk exorbitante bedragen. Het is mij gebleken dat mensen die stelen geen idee hebben van de waarde van geld. Gedreven door een ziekelijke hebzucht die grenst aan razernij, maken ze zich zo gemakkelijk en meedogenloos meester van het bezit van een ander die ervoor heeft gezwoegd en zich er veel voor heeft ontzegd, dat ze zich verblind verkijken op de intelligentie van hun slachtoffers. Advocaten, rechters medewerkers van bedrijven bouwen volledig uit het niets een ‘case’ uit gebakken lucht en nonsens op en ik werd/word nooit gehoord. Door niemand. Ooit! Het is hun woord en ik begreep/begrijp pas dat er weer willekeurig is gepikt als ik aan het eind van de maand niet (voldoende) kan pinnen. Hoe ik moet eten, zoek ik maar uit. Anders wordt door ‘hulpverleners’ een balletje opgegooid of ik ‘onder bewind’ wil. Dat liet/laat ik me niet aanpraten! Niet omdat men me berooft en al mijn rechten schendt, moet ik worden gestraft. Als ik zou zijn verkracht, zou ik de gevangenis niet in moeten, nota bene zonder rechterlijke uitspraak, alleen omdat ik aangifte wil doen van een misdaad tegen mij! Dat soort ‘rechters’ en advocaten is gajes van het ergste soort. Ik heb dat niet alleen ervaren, dat bleek me eveneens door artikelen in de Telegraaf en andere kranten. Let op: nu volgt wat algemene raad. Als je niet onder bewind wilt, word je onheus bejegend: opeens krijg je geen ‘fijne dag’ toegewenst. Zonder woorden – een enkele keer wordt het openlijk gevraagd/ gezegd – mag je oprotten. Blijf je aangetekende brieven naar het betreffende bedrijf schrijven of de rechtbank of instanties, dan volgt geen antwoord. Men blijft inhouden tot je scheel ziet en een tia nabij bent, niet te eten hebt en gek wordt of je voor een trein gooit. Doe dat niet. Dat is wat de bende graag wil! En voor jou geen beertjes, bloemetjes, kaartjes en kaarsjes op de plek van je ‘misdrijf’ – arme treinmachinist, wat doe jij zo’n man aan! Als je dood bent, scheel je een pensioen en AOW in de staatskas. En in geval je jezelf kwaad doet, zal nooit en te nimmer worden gekoketteerd met ‘foute opa’s en oma’s ’ of moffenmeiden die moeten worden gerehabiliteerd.  Met de huidige daders was/is er niets mis, niemand heeft je geschaad. Hoezo? In Nederland? In het vrije, democratische Westen? Jij was psychotisch, leefde in een fuge, was een extremist, je leed aan autisme of ADHD, je was ten prooi aan cultuurshock, leed aan anorexia, was manisch depressief, een psychopaat, een perverse narcist, een baliekluiver en sowieso walgelijk (op walgelijk kom ik nog terug). Gun niemand je leven. Ik ben er geweest. Op die plek waar je eigenwaarde is uitgegumd en je overdekt wordt met hun stempels, stigma’s, tatoeages, dogma’s en men probeert je terug te brengen tot een serie predicaten. Daar waar je als een hoopje vuil wordt behandeld en ze je zover trachten te krijgen dat jij je zelf zo voelt. Houd vol! Je wilt leven. Deze groep wil niet dat je leeft en gelukkig bent vooral niet als ze met hun hebzuchtige, wellustige manieren zich (willen) toe-eigenen, hebben toegeëigend wat jou en jou alleen toekomt. Huil zo min mogelijk. Ze zien je, zijn overal en weet dat er niemand is die van jou houdt. Behalve jijzelf. Denk aan alle mensen die niet zo sterk zijn geweest (als jij) en ten onder zijn gegaan. Die zijn er echt! Het is een systeem. Denk niet alleen aan de volwassenen, maar aan alle kinderen die door deze groep worden misbruikt, mishandeld en vernietigd en wier voedsel geen dag is gegarandeerd. Sta op, voor jezelf, voor hen. Steun niemand om jou de verdoemenis in te helpen. Het scheelt deze wreedaards geld. Vooral als je alles wat je in jouw land hebt verdiend, hier achterlaat en ze ervoor zorgen dat je hun – voor je neus bengelende worstjes – niet krijgt. Geef je niet over aan zelfmedelijden. Overigens hetzelfde geldt voor autochtonen. Tenslotte kun je zelfs geen advocaat of de transportkosten naar advocaten of ‘hulpverleners’ betalen. Ook aan energie ontbreekt het je. Emotioneel ben je een wrak. Dat is precies het moment waarop de hyena’s hun aanvallen verhevigen en waarop jij juist aan nog minder bedeelden moet denken. Vecht niet voor jezelf (alleen). Je voelt je zo waardeloos en bent zo moe dat jij zelf niet door wilt, lijkt het. Ben je gek? Jij wilt door. Er valt nog zoveel te beleven. Het systeem is erop gericht je in een nooit eindigende neerwaartse spiraal te krijgen. Zodra je een advocaat in de arm neemt, wordt er zoals gewoonlijk zonder voorafgaande waarschuwing (of een week of twee vooraf) een groot deel van je inkomen, dus van je salaris, uitkering of zelfs je hele inkomen ingehouden. Meestal wordt gedaan alsof de uitkerende instantie niet weet om welk bedrag het gaat dat de ‘schuldeiser’ volgens het ‘rechterlijk vonnis’ mag innen. Je moet maar afwachten wanneer ze klaar zijn met stelen. Terstond of jaren later fabriceren rechters en advocaten die jij betaalt als je blijft ‘zeuren’ samen een ‘proces’ en blijk je ‘bij verstek’ veroordeeld te zijn. Kwitanties, bankafschriften, bewijzen van afzegging per aangetekende post, niets mag baten. Niet alleen rechters, advocaten, politieagenten liegen dat ze groen en zwart uitslaan ook artsen, medewerkers van overheidsinstellingen, zorgverleners, banken en zowat alle bedrijven.  Alle overweldigende instanties en kolossale gebouwen ten spijt zijn alle Nederlandse voorzieningen in de praktijk minder waard dan papieren bouwsels en poppenkastfiguren voor diegenen die te pakken worden genomen. Behalve artsen en ettelijke advocaten heb ik tevergeefs medewerkers van onder andere de volgende overheidsvoorzieningen/instellingen gesproken of om hulp gevraagd:

De politie: bij herhaling

Het Juridisch Loket: tientallen keren

Sociaal Raadslieden: twee keer

Schuldhulpverlening: twee keer

Maatschappelijk werk: twee keer

Juridische afdeling van Maatschappelijk werk

Kwintes

De ombudsman bij herhaling

Medewerkers van de gemeente Almere

Blijf van mijn lijf huis

Opeenvolgende burgemeesters van Almere via ettelijke brieven per aangetekende post

Mensenrechtenorganisaties: onder andere Amnesty International

Nederlandse ambassadeur in Suriname via aangetekende brieven

Andere ambassademedewerkers in Suriname

vele andere personen, instanties naar wie, waarnaar ik telefonisch werd verwezen.

In het laatste kwartaal van 2012 moest ik bijna vierduizend euro (€4000,-) betalen aan een deurwaardersbedrijf (GGN) als zijnde een schuld bij de Menzis, een ziektekostenverzekeraar, terwijl ik vanaf 2010 had afgezegd per aangetekende post, omdat de bedragen die per automatische incasso werden ingehouden, niet klopten zoals alle overige bedragen vanaf het begin in Nederland tot op heden. In 2011 had UWV na de aanval waarbij ik in een gekkenhuis werd gesmeten, €2200, – ingehouden als zijnde voor de Menzis, een ziektekostenverzekeraar. Het bewijs van aantekenen van de opzeggingsbrief was tijdens mijn afwezigheid (de wederrechtelijke vrijheidsberoving op 25 augustus 2011) gestolen alsmede, bankafschriften, sieraden, belastingdocumenten en schrijfwerk. Het glas van mijn achterdeur was kapotgeslagen. Totaal aan onterecht door mij betaalde bedragen in 2012 ongeveer € 6100.  Bovendien had ik uit wanhoop een ‘klusjesman’ ingehuurd naar rato van € 150, per werkdag van zeven uren die weinig of niets bleek te kunnen. Ik heb hem zo lang mogelijk aangehouden uit angst dat ik weer zou worden aangevallen. Ik meende in hem een ‘getuige’ te hebben die zou kunnen aantonen dat ik niemand ‘verbaal of fysiek bedreigde’ zoals in het onzin-vonnis-vodje stond. Ik kon hem iets langer dan ongeveer twintig dagen betalen en hoopte daardoor niet bedreigd te worden. Zelf heb ik uit pure waanzin een andere meneer €320, (transport €20,-) betaald zonder kwitantie om Ikea keukenkasten voor me te bestellen via internet. Ik had geen telefoon of computer en dacht hoge transportkosten uit te sparen en een goede klusjesman te vinden in hem en hij bracht niet alleen geen kasten, maar wilde de volgende ochtend opeens meer geld voor transport. Ik weigerde en beloofde bij levering van de kasten te betalen voor transport en het ophangen en ik zag hem nooit meer terug. Foetsie was mijn spaargeld. Ongeveer € 10.000, – met materiaal mee dat ik kocht ter renovatie, want ik smachtte ernaar weg te komen.

In 2013 moest ik € 300,00 betalen aan een reisbureau in Almere (naam ben ik even kwijt) als zijnde voor een doorlopende reisverzekering. Dat was niet waar! Ik had er één reis geboekt naar Suriname in 2009. Ik was moe en heb betaald.

Op 07 januari 2014 werd – midden in de winter dus –  onterecht mijn stroom afgesloten. Pas tegen eind van dat jaar werd door UWV onverwachts binnen enkele maanden ongeveer € 1500, onterecht, zonder rechterlijk vonnis zonder specificatie ingehouden ten behoeve van Liander, een bedrijf waar ik geen zaken mee had gedaan ooit. Terzelfdertijd werden in 2014 allerlei kleinere bedragen ingehouden door UWV als zijnde voor ziektekosten. Met mijn ziektekostenverzekering mocht UWV zich niet bemoeien en het maandelijkse premiebedrag bedroeg meer dan het dubbele van wat ik betaalde. Tegelijkertijd  begonnen in juni 2014 GGN (deurwaardersbedrijf) en Menzis (ziektekostenverzekeraar) mij weer lastig te vallen als zou ik hen meer dan € 3000,- schuldig zijn, terwijl ik (1) op 24 november 2012 de Menzis een stuk meer dan €3000, had betaald, (2) alle kwitanties nog in mijn bezit had en (3 )hoogstwaarschijnlijk de enige Nederlander was die meer dan drie afzegbrieven per aangetekende post had gestuurd voor dat jaar alleen en (4) op die bewuste dag (24 november 2012) de ‘openstaande premie tot en met 31 december’ handje contantje had betaald, (5) zonder dat ik daarvoor een rechterlijk vonnis of een specificatie had mogen ontvangen. Die schurkenstreek had ik gehonoreerd alleen om eindelijk van die boeven af te zijn. Alleen hierover zou ik een novelle kunnen schrijven. Het was/is gewoon een grab and go troep. Nota bene bedroeg de maandelijkse premie slechts ongeveer € 68,- en had ik voorgaande jaren reeds afgezegd. Meester Benamar nam de zaak op zich, ik was aardig wat euro’s kwijt aan hem (dicht tegen de duizend of meer) en… hij weigerde naar de rechtbank te stappen om de overeenkomst tussen mij en de GGN/Menzis definitief te beëindigen. Ik kon of opnieuw dokken bij een andere advocaat of me neerleggen bij een finale kwijting en weer betalen. Ongeveer duizend euro. Dat deed ik omdat hij als mijn getuige zou kunnen optreden.

Zelf ‘leende’ ik uit stommiteit en wanhoop in juni 2014 € 2000,- aan een nichtje (?) Sharon. A. uit dat samen met haar moeder op me was afgestuurd in 2011 na de wederrechtelijke vrijheidsberoving. Ik had niemand als ik ziek zou worden, zat zonder water en stroom, in elke bieb werd internetten mij onmogelijk gemaakt, had geen telefoon, zocht naar een klusjesman – geen enkele kwam ooit – en vooral: ik had in een moment van zwakte oprecht medelijden met haar hoewel ze met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid tot de bende behoorde en ik haar al vanaf december 2011 niet meer had gezien. Nooit heb ik haar of haar moeder ooit weer gezien. Schade 2014: € 5.500,-

2015: UWV houdt onterecht als zijnde voor een achterstallige belastingschuld in de loop van enkele maanden € 2500, alsmede enkele kleinere bedragen in. De bank houdt twee keer (in plaats van een keer) mijn jaarlijkse opstalverzekeringspremie in (ongeveer €350,-). Met duidelijk twee verschillende, authentieke bankafschriften letterlijk in mijn hand waarbij ik kon aantonen dat de premie dubbel was afgeschreven, werd ik met droge ogen met het bewijs van bankfraude beleefd voor verward verklaard door de baliemedewerkster van de bank en ik kon/mocht geen chef van haar spreken.

GBLT (??? een aan mij vreemd ‘bedrijf’) houdt € 500,00 in. Dit bedrijf of de medewerkers had/hadden zich al eerder meester gemaakt van diverse bedragen. Schade in 2015 ongeveer € 3500,-

Op 05 augustus 2015, vluchtte ik als de eerste de beste zwerfster met wat plastiek tassen vol kleding, een oude koffer en mijn administratie in een staat van volkomen geestelijke uitputting en emotioneel een wrak uit Hol – land, de Lage Landen, Neder – land. Er wordt door de douane van alles uit mijn tassen gehaald. En voor mijn administratie moet ik € 100. – aan overvracht betalen. Wat dan nog? Weg, weg, ik ga. Weg, ver hiervandaan, maalde ik. Naar daar waar ik thuishoor. Weliswaar het land waar Bouterse de scepter zwaaide en ik had gezworen dat ik niet in Suriname wilde wonen als hij aan het moorden was daar, maar alles leek me beter dan dit.

Als ik de jungle, de bushbush, die Wilde Kust, een deel van de Guyana’s, dat smerige, rotte land, die groene zee gewaarword – de dame naast mij aan het raam vergunt me een blik naar buiten – word ik voor het eerst in al die jaren overmand door emoties. Ik ben weer mens! Geen allochtoon, geen alien, geen (dorps)gek of robot, geen afweermachine, geen op-lange-afstand-bediende, geen manipuleerbaar vod, geen onding, geen kleurling. Ik besta, hoe vreselijk ik ook ben afgetakeld, uit: vlees en bloed. Harder en desondanks geluidloos huil ik door het applaus voor de gave landing. Het vliegtuig is niet neergestort. Suriname. Thuis. Buiten zet ik, overvallen door de hitte, de geuren en kleuren, mijn bagage neer op het warme asfalt en ik jank mijn hart uit. Ik droog mijn tranen en wil op de landingsbaan op mijn knieën gaan. Mijn armen ten hemel heffen. Jubelen. Nooit, nooit, nooit meer wil ik vertrekken. Op voorhand blèr ik mijn ogen en neus rood omdat ik terug zal moeten. Ik wil niet terug, de hel in.

Augustus 2015 tot en met december 2015. Zonneschijn, maneschijn, koebie en bakkeljauw, pom en tajawiwiri ten spijt ook hier stond de bende paraat. Maar: ik had een heerlijk broodje bakkeljauw gegeten tegenover het Belastingkantoor, gewandeld in de Palmentuin, gedineerd in Zus en Zo en aan de waterkant geluncht. Aay, rijst met tajerblad, een voortreffelijke moot koebie, de wind, het gekabbel, de warme buitenlucht, de blauwe hemel, de prachtige, witte, houten huizen met groene ramen en rode daken, Fort Zeelandia, herinneringen, blijde, zwarte, pikzwarte, grappige en mijn geboortegrond, alles wat ik kende en alles wat mij vreemd was, alles waar ik van hield en evenveel wat ik verafschuwde, gaven mij mijn menselijke waardigheid terug. Ik was er geen banneling, geen vreemde. Ik had mijn permanente verblijfsvergunning na vaak en lang in allerlei rijen staan en documenten invullen om nieuwe te kunnen bekomen. Het Onafhankelijkheidsplein (Gouvernemenstplein) het vlaggenmonument, de Platte brug, de stenen banken en wering, het parlementsgebouw (Het park), het standbeeld van Jopie Pengel, het (voor mij) Klokgebouw hadden bevestigd wat ik daar waar mensen hun ziel en zaligheid worden vertrapt, hun rechten worden geschonden, dreigde te vergeten: ik had recht op leven, ik was een gewone aardbewoner. In de kilometers lange rij van De Surinaamsche Bank aan de Gravenstraat (oh Gravenstraat wat miste ik je <> goed, Henk Arronstraat) stond ik te genieten, al kwam ik daar en overal doorweekt, duizelig, misselijk aan van het marcheren in de hitte. De Kathedraal was gerenoveerd en aan de voet van de palmen ervoor groeiden gele bloemen. Gewandeld had ik langs mijn oude, geliefde Hendrikschool, mijn vriend, mijn vertrouweling, mijn jeugd, mijn leermeester, waarvan ik eigenhandig de rotte planken uit mijn eigen zak had willen herstellen als ik dat had gekund/gemogen. Geflaneerd had ik langs het EBS- en SWM-kantoor. Dagen liep ik me kapot om ongeveer € 0,10 cent aan busgeld uit te sparen door een afstand van min of meer tien kilometer heen en terug in de gloeiende zon af te leggen en soms langer. Onwel of moe zat ik op bankjes verheerlijkt – af en toe met gesloten ogen. Bijvoorbeeld op het Kerkplein tegenover de vroegere Hollandsche Bank Unie (nu RBTT Bank).   Zwervers en anderen schenen te denken dat ik één hunner was. Uitgemergelde straathonden probeerden aan mijn benen te snuffelen – ik schopte mild naar hen en verorberde mijn warme (!) maaltijd op straat: een bakje rijst met oker gebakken in olie met een bouillon blokje en dronk mijn ‘thuis’ gekookte en gebottelde flesje water, aangestaard door nette voorbijgangers die langs schreden of in hun sleeën voorbijgleden. Kennissen – ooit mogelijk vrienden? – negeerden me, herkenden me niet, ontweken me, verbaasden zich, sloegen vlug hun ogen neer, ontweken me, begroetten me tegen wil en dank. Geen succesverhaal straalde ik uit. Een ‘loser’ in hun ogen, een berooide. Wie komt er nu uit het paradijs verpauperd en gedegradeerd terug? Drugsverslaafd? Psychisch gestoord? Welnee, geen loser, geen siki ede, ik had mijn leven herwonnen en ondanks dat de gangleden mij op de hielen zaten, had ik aan de lijve ervaren dat gezondheid de grootste schat is en dat geluk en materiële armoede elkaar niet altijd en niet volkomen uitsluiten. De naar plas stinkende Heiligenweg, de povere plaquette voor Codjo, Mentor en Present,  het standbeeld van Mahatma Ghandi, de onvoorstelbare verkeerschaos, het gekmakende getoeter, het geschreeuw van mensen tegen elkaar, de rommelige maar goed bevoorrade en goedkope Kirpalani’s, frisse, koele Varekamp zonder één boek van mij, mooie Kersten en Krasnapolsky (Krasje) Spanhoek met het carillon, moderne, schone Alegria (heerlijk één ijsje: meer kon ik me niet veroorloven) Telesur-gebouw, de vieze Centrale Markt waar ik lekkere nyams, napi en bananen bacove had gekocht, de ‘kunstzinnige’ Volkskredietbank, de modderige plasjes tussen de kapotte bestratingstegels en heus, levensgevaarlijke straatrioleringsputten omdat de deksels ontbraken, het gore bushuis aan de Heiligenweg waar ik figuurlijk over mijn nek ging gedienstig nagenoeg op weg geholpen door een dronken passagier die dat letterlijk deed – we waren gelukkig nog geen van beiden ingestapt – het gedicht van Trefosa tegen een pilaar bij het presidentieel paleis: alles juichte en lachte me toe. Ik wist waarom ik bij leven en welzijn ooit weer zou schrijven. Henny de Ziel had nooit kunnen weten dat een mulattenvrouw (nou ja, mixtype), tot in haar merg en been vernederd in het voormalige moederland, diep ontroerd deze voortreffelijke woorden zou lezen: Sisi, mi m’ma adyen mi mu kari yu nen, elu fu mi ef mi no doro fu boro na buba fu ten. Dat ik dit weer mocht ervaren. Ik zou mijn punt maken, mijn ultra dunne pijlpunt gaaf en rond boren in de huid van de tijd. Ik was geen hoopje hondenpoep (meer). Ik zou opstaan uit het stof, vanonder de verguisde allochtonen vuilhoop en herleven. Deze immense dankbaarheid, dit niet altijd onverdeelde genot, deze innige, bloedrode, vruchtwaterbepaalde, navelstreng-gebonden gehechtheid, deze waternoot (waternood) liefde heeft mij goeddeels behoed voor de desillusies in allerlei vormen die de bendeleden ook in Suriname mij toebereidden. Niemand kon/kan me dat ontnemen. Het is in mijn ziel gegrift.

Vanaf 15 december 2010 tot en met 15 augustus 2015 was mijn Surinaamse pensioen opgespaard omdat ik er na februari 2011 niet was geweest en ik het destijds in orde had gemaakt. Vol verwachting wandelde ik naar het pensioenfonds aan de Hofstede Crullaan nummer 4 en ik vergaapte me onderweg aan mooie huizen, ineenzakkende bouwvallen en aanwinsten op bouwkundig gebied. Pas op 15 augustus 2015 zou ik weten hoeveel het begeerde bedrag was dat mij voor de afgelopen vijf jaar ten deel zou vallen: eerst moest ik mijn attestatie de vita in orde maken.

Daags daarna, in de rij bij de bank durfde ik niet te raden naar het bedrag, kon het niet, had geen flauw idee, ik kende de wisselkoers evenmin. Drieduizend euro, vierduizend misschien. Stel dat ik omgerekend vijfduizend euro had? Dan kon ik langer dan achttien maanden mijn kamerhuur betalen.  Ik bleek meer dan SRD 45000,- te hebben. Bij het horen en zien van dat bedrag was ik de kluts kwijt. Ik had geen flauw benul van de koers. Toch werd ik eventjes licht in het hoofd. Geld. Geld voor een perceel of om een kamertje met bad en toilet te bouwen op het perceel te Waterland dat ik had kunnen behouden. Achttien vierkante meter om vrij te kunnen leven. Een schuur, een optrek zo groot als het berghok dat ik vroeger had. Een thuis hebben, me een plek heroveren. Ik keek niet na of het bedrag op de rekening klopte, heb het nooit gedaan. Ik zal het van die eerste keer nooit weten. Kort daarop werden mijn pensioenspecificaties gestolen en ook mijn bankuitdraaien. Ik hield niet bij hoeveel ik uitgaf. Later ontdekte ik dat bedrog overal voorkomt, kon het toen van mijn arme, eerlijke, lieflijke land niet geloven met de vriendelijke, rustige, gezapige bankmedewerkers. Ik ging direct wisselen bij een cambio tegenover het ’s Lands hospitaal. En raad eens? De koers was maar 1:4. Ik was eufoor. Telde niets na, de machine had geteld, ik was in Pa-ra-ma-ri-bo. Ik wilde dansen, zingen, springen – deed alsof er niets aan de hand was, probeerde mijn tas niet te zeer tegen me aan te klemmen. Inde ik in totaal twaalfduizend? Dat herinner ik me niet exact meer. Wel hoe blij ik was en wel dat ik een advertentieblaadje (Via 2000) kocht waarin voornamelijk door bouwbedrijven, bouwmarkten, grondverkavelaarsbedrijven, bouwvakkers werd geadverteerd en dat me door een taxichauffeur was aanbevolen en dat ik reeds nodig had gehad bij het zoeken naar verblijf. Eén van de eerste aankopen van mijn uit  Nederland meegenomen geld was een mobieltje (celphone) voor € 35, geweest. Vanaf mei 2012 had ik me geen telefoon kunnen permitteren vanwege de belkosten. Van you tube, facebook enzovoorts had ik zelfs de klok niet horen luiden. Ik kwam uit Nederland, maar was een halve wilde. Gewapend met mijn nieuwe schat, mijn mobiele telefoon, waar ik ogenblikkelijk dol op was, ging ik al op de tweede dag na mijn aankomst per taxi, het enige wat ik toen niet te voet deed, op kamerjacht. Het YWCA hotel was  € 25,- per dag en voor mij onbetaalbaar langer dan een maand of twee. Prachtige huizen, nette kamers, artistieke optrekjes, slonzige holen, donkere, enge rattenvallen, ronduit smerige hondenhokken, riante villa’s. Van alles was er te krijgen, afhankelijk van wat je kon missen. Ik kon bijna niks missen. En in Holland stond er een huis waarin mijn goede geld vastzat. En in Suriname stond er eens een dubbele woning die volledig gemeubileerd was geweest door mij en tot op de laatste cent was afbetaald door mij en waar ik zelfs niet langs kon lopen anders zou ik de hele wereld en mezelf vervloeken en in een alles verzwelgende big black hole terechtkomen. Ik dacht aan mijn slaapkamer en bed in mijn verkochte huis – mocht  dat van mezelf niet. Aan mijn rozen – zelden. Aan mijn servies – ach ik had bij Kirpa een Rice cooker gekocht en wat borden. Aan mijn paddenstoellamp boven mijn blauwe bank – opstaan ’s nachts om het licht uit te doen van mijn hotelkamer was toch geen crime? Elke dag wilde ik naar huis – gelukkig, ik was alvast in Suriname. Ik wilde acht stappen doen en in mijn auto zitten en drie om op de wc neer te ploffen – ik was niet dakloos. Ik was niet in Suriname terug om een lekkend waterleidingbedrijf te zijn of een hoogspanningskast. Ik beet aldoor op mijn kiezen, gebood mijn hart niet te breken, mijn hoofd niet te bossen, mijn humeur niet te laten droppen, mijn vermoeidheid zich koest te houden, mijn maag niet te knorren, mijn tong niet uit te drogen, mijn ogen niet naar de meter van de taxi te loeren en ik weerhield me ervan de taxichauffeur smekend aan te kijken om weer eens met me mee naar binnen of boven te gaan of hem in de armen  te vallen als ik het echt, nogmaals, opnieuw, werkelijk, bij God niet alleen durfde, gezien de staat van de buitenkant van het gebouw en de opschriften en tekeningen van geslachtsorganen op de muren ervan of gezien de buurt waar junks, dronkaards en zwervers rondzwalkten waarin mijn aspirant nieuwe verblijf zich bevond. ‘Maar u hoeft niet overal te kijken,’ zei mijn chauffeur die nauwelijks blij leek dat hij voor minstens twee dagen een klant had voor de hele dag, maar me aankeek alsof ik een verwend, in-Holland-geweest-nest was, terwijl ik me geen accent aanmat en mijn blaas op ontsporen stond. ‘Waarom doet u zo moeilijk?’ Ik glimlachte als een beschaafde Surinaamse, lief en geduldig, ik wilde het beste van wat op dit gebied te krijgen was voor het minste geld. ‘U zegt dat u geen geld heeft, maar u huurt me voor de hele dag,’ zei hij argwanend. Hoe zou ik hem kunnen uitleggen dat dit een investering was voor misschien wel langer dan een jaar redelijke huisvesting? Neen, ik vond niet het beste van het beste voor de minste prijs. Gelukkig echter ging ik tegen zijn advies in toch voor het laatst kijken in een straat waar ik me voor mijn vertrek naar Nederland zeker niet zonder en misschien niet met mijn auto zou hebben gewaagd. Ik zou er nu elke dag moeten in en uitgaan. Te voet. De uiteindelijke vondst was drie bij drie meter met daarbij een eigen wastafel, bad en toilet, waslijn buiten, koelkast, pan en drie borden, een glas, een kopje, wat lepels, een mes en vorken en schoon. Ik betaalde en bedankte de chauffeur, liep terug naar het hotel en ging op het hotelbed liggen. Er woonden gewoon mensen als ik in die buurt. Er stonden een paar werkelijk prachtige huizen – ik vermoedde van kinderen van de oorspronkelijke bewoners die uit Nederland terug waren gekomen. Bewust had ik gezwaaid naar mensen die bij hun mofo doro stonden. Ze hadden mijn groet verbaasd, beleefd beantwoord. De volgende dag kocht ik bij Kirpa een ricecooker, strijkijzer, beddengoed, radiootje en twee karretjes. Ik pakte in en sleepte mijn boeltje naar mijn nieuwe huisvestingsplek toe. Mijn koffer begaf het onderweg en ik liet telkens een deel van mijn ‘inboedel’ staan op het trottoir en liep terug om de rest op te halen. Ik had bekijks – zulke rare dingen kun je niet in Paramaribo flikken. Er werd naar me gewezen en om me gelachen. Ik hield me blind en doof en deed wat ik moest doen. Ik was geradbraakt. Om ongeveer €15, uit te sparen had ik me afgepeigerd en in Nederland werd ik voor duizenden euro’s per keer bestolen.

Dankbaar zeeg ik op mijn nieuwe bed neer, nadat ik de karretjes, zakken en tassen naar binnen had gehaald. Door hier te wonen, kon ik geld uitsparen en ik had van niemand last gehad bij mijn ‘intrede’. Ik vergat de mevrouw die de kamer verhuurde, keek om me heen – drie bij drie, waar kwam ik hierna terecht? – en ik barstte alsnog, dus toch, in tranen uit. ‘Ik ben zo blij,’ verontschuldigde ik me leugenachtig en waarheidsgetrouw. Ik wist zelf niet wat de waarheid was. ‘Maar ik ben ook moe.’ Ja, doodmoe en bang was ik. Doodsbenauwd. Wat deed ik hier? Ik had moeten wachten en eerst naar de bank gaan.

Nu was ik naar het geldhuis geweest! Alles leek opeens licht, luisterrijk en hoopgevend. Geen haar op mijn hoofd peinsde erover om beter, dus duurder verblijf te zoeken. Ik kon op mijn oude perceel van meer dan negenhonderd vierkante meter te Waterland bouwen of het verkopen. Wat zou het opbrengen? Op bed – er was bijna geen loopruimte – lag ik te piekeren en rekenen tot ver na vele middernachten met de Via 2000 als mijn gids en raadgever. Ik moest aan geld komen. Meer. Hoe meer hoe liever. Er waren geldschieters. Die woekerrentes vroegen. Ik was al naar enkele geweest, soms op plekken die als ik naar de tikkende meter keek mijn hart op hol lieten slaan, al gaf ik uiterlijk geen krimp. Ik kon mijn Surinaamse AOV opeisen, ik had er een premie voor betaald, jarenlang toen ik in Suriname in het onderwijs werkte. Ik kon me voorstellen dat mensen banken beroofden. Ik wilde drie banken beroven.

In plaats daarvan deed ik iets zinnigs: ik ging kijken naar de staat van mijn perceel en het project waar het deel van uitmaakte. In meer dan twintig jaar waren er twee huizen bijgebouwd. Totaal waren er een stuk of vijf. Er was elektriciteit aangelegd, geen waterleiding. Bijna alle wegen waren bestraat. Enkele waren kort daarvoor schoongemaakt, de rest leek op bosschage als je onoplettend was. Wat een verspilling, wat een gigantisch project, eens veelbelovend, zo faliekant geflopt. Het was een god vergeten, verlaten oord, een uithoek en ik bewonderde alle mensen die er heel ver van mekaar woonden, nee ik vroeg me vaker af of ze gek waren, bijna alle percelen waren omgeven door bos, jungle, oerwoud, mama busi. En ik besloot: ik ga hier bouwen, er in mijn eentje wonen. Ik bleek in Hol- land gek geworden dus.

En ik begreep geen biet van de perceelkaart. Waar bevond mijn stuk land zich? Negenhonderd vierkante meter en nog wat. Dat was me het lapje grond wel. Hoe lang zou het duren voor ik er vermoord zou worden? Eén dag in het paradijs…  Eén enkele dag in een huis waar men niet naar believen binnendrong, nam wat men beliefde, kapotmaakte, zijn agressie botvierde. Eén dag.

Met alle muskieten zeker, de slangen, schorpioenen, apen, de houtluizen die sommige overgroeide onafgebouwde ‘bouwsels’ hand over hand in beslag namen, bedacht ik me.

Helemaal achteraan vond ik een verlaten kampje, geen huizen in de buurt, vier palen met een dak van roestige zinkplaten waar ik mijn vermoeide leden ongegeneerd op een gammele houten bank uitstrekte alsof die van mij was. Vogels kwetterden, vlinders fladderden lieflijk iets verder  in en boven de struiken. Draagmieren liepen als levende parasolletjes koket als Japanse juffertjes achter elkaar vanaf de aarden, deels door bodembedekkers begroeide vloer van de tent het struikgewas in. Verder was het gebied van leven verstoken. Wat als ik gevolgd was?

Op de hoek van de lange, brede hoofdweg aangekomen, wachtte ik langer dan een uur in de zon op een ‘wilde’ bus. Er was geen bushuisje. Ik begon te lopen en wilde mijn jongste zoon niet bellen. Ik had hem al een keer eerder ingeschakeld, toen ik voor het eerst was wezen kijken nadat ik uren had gebanjerd. Ik had aan hem moeten uitleggen waar ik rondspookte. Daar was ik, met veel moeite beiderzijds, in geslaagd. Er reden tot vijf uur bussen richting stad, was me die ochtend nogmaals uit en treure verzekerd. Dat bleek voor de tweede keer op rij niet te kloppen. Behalve de asfaltweg en aan weerszijden daarvan dunne reepjes graspad tierden machtige bomen en struiken alom. Bij uitzondering een kreupel woonhuis of ander (mooi) gebouw (loods). Ik kwam bij een wegsplitsing waar er toch een bushuis stond en belde – ondanks dat ik bang was voor wat de rit zou gaan kosten – een aantal taxi’s, die niet die kant op wilden komen. Na een poos viel de zon bijna weg. Ik was deze keer een uur eerder – rond drie uur – uit het tentje vertrokken en beslist voor vieren op de hoek van de hoofdweg geweest. Mijn mobieltje wees iets na half zes. Eindelijk kwam er een lege bus vanuit de stad aan. Zou hij me terug willen brengen? Ik wenkte, hij stopte en ik verborg mijn tranen waar ik ze het liefst had, binnen in mijn traanzakjes. Hij ging eerst naar huis, in uiteraard de tegengestelde richting en zou me via een omweg ergens aan de Meursweg, een eind verder weg van Paramaribo, kunnen afzetten. Daar kwamen bussen van de luchthaven, Zanderij, langs. Ik verbeet mijn angst. In de jungle achterblijven, wilde ik niet. Nergens was er zelfs een bank waarop ik kon gaan zitten. Evenmin straatverlichting en het zou er spoedig stikdonker worden. Mijn bakje met eten en flesje met water waren op, ik moest nodig een plasje plegen en niet eventjes mijn neusje poederen en ik moest het dus – de Heer moest me bijstaan – erop wagen. Na een wilde, in wederzijdse zwijgzaamheid afgelegde rit, mijn ‘chef’ had gelukkig niet naar alcohol geroken, kwamen we inderdaad bij een redelijk goed onderhouden, stenen woning aan. Ik had mijn hart vastgehouden. Wat hij niet wist, maar ik beslist wel, was dat ik totaal gedesoriënteerd was: ik had er geen idee van waar we waren. De enkele auto’s op de onverlichte wegen hadden me niet gerustgesteld, evenmin als de schaarse woningen in de bosuitsparingen. Zijn vrouw en een paar kindjes ‘verwelkomden’ hem, bekeken mij verlegen en nieuwsgierig. Mijn ‘chef’ en zijn vrouw mompelden iets tegen elkaar. De zoveelste ‘verrassing’ voor mij was dat hij opeens geen zin had in de rit, hij twijfelde aan zijn benzine, er was geen pompstation onderweg en hij wilde wel iemand anders bellen om me naar de Meursweg te brengen, ik hoefde niet voor de rit naar zijn huis toe te betalen. De trip naar Meursweg was veel langer en de weg veel donkerder en die meneer was weer nieuw. Ik glimlachte beleefd en deed een schietgebedje. Tenslotte was dit Suriname, nietwaar? Hier waren er nog geen seriemoordenaars. Seriemoordenaars taalden niet naar bijna vijfenzestigjarige vrouwen. Na aardig wat heen en weer gebel van ‘mijn’ chauffeur en venijnige blikken in mijn richting, vond hij een barmhartige Samaritaan, die hij naar het me toescheen, want ik verstond hem niet, met schreeuwen en smeken ertoe bewoog of dwong goedhartigheid te betrachten, zuiver omdat hij met me opgescheept zat.

Goed, vrij laat kwam ik bij de Meursweg aan of ergens daar in de buurt, waar precies weet ik niet, want hoe meer mijn angst groeit, hoe slechter mijn oriënteringsvermogen en ik liet het gebeuren. Er bevond zich midden in de ‘jungle’ of in ieder geval ergens langs een asfaltweg omgeven door bos een bushuis en ongelooflijk: in de duisternis zag ik mensen zitten. Mannen, weliswaar. Ik zei onmiddellijk superbeleefd gedag en er werd terug gebromd. ‘Mijn’ chauffeur vertoonde acuut beschermersneigingen. Ik wist bij het uitstappen al niet meer hoeveel ik had betaald, zo blij was ik dat ik veilig was. In ieder geval informeerde hij voor me voordat hij wegreed of er een bus naar ‘de stad’ ging en hoe laat. Een half uur later stapte ik in een bus waaruit welkome soulmuziek schalde. Ik was onvoorstelbaar opgelucht met de goede afloop van avontuur nummer zoveel: ik was niet aangerand – ik liep met al mijn geld en papieren – maar mijn besluit werd in gang gezet om niet ergens moederziel alleen te gaan wonen waar ik niet op een goede busverbinding of enig menselijk contact kon rekenen. Het zou me schatten kosten aan taxi’s en ik zou niet graag in die contreien ziek worden. Die dag en avond zijn een stuk spannender en ingewikkelder geweest (net als alle door mij beschreven voorvallen die ik sterk heb ingedikt of bijeengebracht) en ik ben daar vaker dan twee keer geweest en heb meer meegemaakt dan ik beschrijf en heb onthouden. Ook voor wat de bereikbaarheid van andere projecten betrof, anders had ik mijn dromen niet opgegeven, ik ben een doorzetter en een stijfkop, viel het vinden van een bouwkavel zwaar tegen. Wat echter de doorslag gaf, was de raad/ernstige waarschuwing van één van de directieleden van het Waterlandproject de volgende ochtend. Het druiste tegen zijn geweten in dat ik daar in mijn eentje zou gaan wonen en hij raadde me ten zeerste af dat te doen. Het zou eveneens moeilijk gaan bouwvakkers en bouwmaterialen te bekomen en voor zo’n klein optrekje teveel kosten aan transport. Nota bene, blote benen, zijn stem sprak van hel en verdoemenis zonder dat ik hem van mijn wederwaardigheden kond had gedaan. Ik kreeg het gevoel dat er meer achter stak. Innerlijk zuchtte ik: wilde hij het perceel voor een habbekrats terug kopen? Suggereerde hij iets over drugsactiviteiten? Tenslotte werd ik ondanks mijn befaamde stijfkoppigheid bang en ik zwichtte

Mijn AOV-verhaal komt sterk ingekort hierop neer: overal wordt er grof gestolen en bedrogen. Ook in Suriname zijn er advocaten die frauderen en is er overheidspersoneel dat geen onderscheid maakt tussen het mijn en het dijn, uiteraard. Desillusies? Ach, ik ben een grote vrouw, oude taart zelfs een owru kuku en ik had beter moeten weten. Huilen deed ik geen keer meer. Ik moest mijn energie stoppen in nuttige zaken, uitingen en handelingen, bezwoer ik mezelf. Ruim voor 15 december 2015 om 00 uur (12.00 uur ‘s nachts) had ik alle stukken bij mekaar gescharreld (ik denk door middel van allerlei ongelooflijk kunst- en vliegwerk op 13 of 14 december reeds) en ik had nota bene niemand die in Nederland mijn zaken kon behartigen, kon me geen computer permitteren dus voor alles zocht en betaalde ik notarissen en advocaten. Toen ik netjes alle, deels uit Nederland afkomstige, documenten had vergaard en mijn aanvraag had getekend, werd ik…: een poot uitgedraaid. Er werd een smoesje verzonnen over het tijdstip van indienen – ik had geen bewijs gevraagd – en andere debiele onzinpraat, waar geen kruid tegen gewassen is, laat staan nette woorden of scheldwoorden in welke taal ook. Geld, tijd, energie om andere advocaten in de arm te nemen kwam ik rijkelijk tekort. Ik had omgerekend meer dan €7000, moeten ontvangen. Ik had deels in euro’s advocaten/notarissen betaald en ik was netjes, secuur, sluitend opgelicht.

Dus: ik verkocht mijn perceel. Ver onder de waarde. Voor € 6.800, – was ik weer iets armer geworden, vooral aan illusies. Ik had er een tientje per vierkante meter voor kunnen krijgen of afhankelijk van de tijd die ik had een stuk meer, maar ik zou hebben moeten wachten om via een makelaar te verkopen aan Frans Guyanezen of Chinezen (geen Surinaamse Chinezen). En makelaars vinden had me al zoveel tijd en wandelmarsen gekost. Gelukkig was het (uiteraard voor dat bedrag) kosten-koper. Ik wandelde weg van de notaris met mijn geld en dacht aan alle grootse plannen, alle tekeningen van drie dubbele woningen, zes huizen, met een privéweg op mijn perceel die ik had getekend en bij leven en welzijn gemakkelijk had kunnen waarmaken binnen tien jaar. Wat een zonde! Ik had zoveel mensen kunnen helpen. Vort nu, een ander perceel kopen, moedigde ik mezelf aan met de moed der wanhoop. Toegegeven: ik was eerder wanhopig dan moedig. Maar het schip moest blijven varen.

Dat kopen van een perceel bestond uit avonturen vergelijkbaar met de voorgaande. Toch wat incidenten. Bijvoorbeeld een taxichauffeur  die mijn hand pakte en naar zijn kruis bracht. Hoe zee, ik mocht ‘lekker voelen’. Ik was flabbergasted en deed niets, kneep hem niet keihard in zijn ballen, gaf hem geen fikse mep, schold hem niet de huid vol, trok mijn hand tersluiks, beschaamd terug en betaalde hem aan het eind van de rit gewoon alsof er niets aan de hand was geweest glimlachend als altijd en begreep niets van mezelf en van wat er was gebeurd. Ik was perplex, gefileerd tot uren na het gebeuren. Aan bepaalde uitspraken die hij had gedaan, begreep ik  dat hij waarschijnlijk een bendelid was. Ik had weinig tijd en besloot door te zetten en me niet te zeer telkens van streek te laten maken, ik was geen porseleinen poppetje, geen gommakoek, maar een oude, zeer taaie seniorenburgeres. Een ander voorval was dat ik bijna € 9000, armer werd gemaakt, zonder dat ik een perceel rijker was. Hierbij hebben talrijke telefoontjes van mij naar de onderhandse verkoper, zelfs een minnaar had ik minder vaak gebeld, voettochten naar en gesprekken met splinternieuwe advocaten, een klacht bij de politie in Commewijne, en hulp van een Surinaamse architect die het betreffende notariskantoor voor me belde en op zijn kop gaf en mijn jongste zoon die me met flinke vrouw gewapend, vergezelde naar het notariskantoor ertoe bijgedragen dat ik van de notaris tenminste een koopverklaring kreeg, want ik had door allerlei slimme trucjes van de verkoper geen ander bewijs dat ik contant had betaald en ik had hem niet acuut de kop kunnen/durven inslaan om mijn geld terug te krijgen. Ook werden mijn perceelpapieren gestolen bij een copycenter. Ik had onvoorstelbaar veel geluk. Ik vond slechts een half blaadje terug waarop de datum van ondertekening en de handtekening van een meneer bij OW en V stond, hetgeen maakte dat hij het voor me kon regelen dat ik kopieën van mijn stukken kreeg, waardoor ik een bouwvergunning kon aanvragen. Vervolgens werd mijn portemonnee met alle papieren, Nederlands paspoort en pinpas en Surinaams rijbewijs (net in orde gemaakt voor – ik dacht – SRD 400,) en Surinaamse identiteitskaart kort daarna in een Chinese winkel in de Gravenstraat (goed hoor: Henk Arronstraat) gestolen. Door mijn gunstige gesternte en intuïtie had ik of op die dag of een dag of wat eerder een eurorekening geopend bij de Surinaamsche Bank en mijn geld erop gestort omdat ik al iemand had zien loeren naar mijn tas. Ik had op het moment van de diefstal geen cent en het was zaterdagmiddag. Ik had niets te eten in huis en ik zou opnieuw papieren, documenten, stukken moeten verkrijgen en in lange rijen gaan staan. Bij de bank kon ik geen geld opnemen zonder identiteitsbewijs. Ik heb toen bij de verhuurster halfdood van schaamte geld te leen gevraagd. Ze bekeek me alsof ik een struikrover was en leende me argwanend SRD20, Dat werd lekker afzien en zuinig leven, brood met tevredenheid eten en water drinken, tot ik mijn documenten terug had, dacht ik. Ik weet zowat zeker dat dit eveneens een actie was van de gang. Maandag waagde ik het bij de bank te vragen zonder identiteitsbewijs geld op te mogen nemen. Door een engel zonder vleugels in de gedaante van een bankmedewerkster werd ik geholpen omdat ik het nummer van mijn id uit het hoofd kende en ze me al zo vaak had gezien en daardoor bij naam kende. Oh, Suriname! Drie of vier dagen later werd ik gebeld door een mevrouw die zei mijn portemonnee te hebben gevonden: ik had mijn eigen mobiele nummer op een kattenbelletje geschreven en in mijn portemonnee gestopt. Alleen het geld en mijn pinpas ontbraken. Aarzelend gaf ik haar de volgende dag op een afgesproken plek waar ze sowieso had moeten zijn SRD 50- , voor de moeite. Ze keek me smerig aan. Naar de grootte van haar auto te oordelen, de prima staat ervan, haar kleding, kon ik zien dat ze in goeden doen verkeerde. Ik zag haar denken: Nederlands paspoort, gierige ellendeling. Ik bracht niets in stelling ter verdediging en dacht aan mijn nieuw te bouwen huis.

Op 02 december 2015 werd met de bouw van mijn ‘woning’ gestart. Ik had maar €7000, van mijn verkochte waterlandperceel, maar ik zou eind november (2015) €2800, krijgen van UWV over de maanden oktober en november 2015. Op 31 december 2015 keek ik staand bij de poort van mijn gehuurde kamer naar het ongelooflijke schouwspel dat helemaal bij Suriname hoort: een door vuurwerk in diverse kleuren wonderschoon verlichte hemel. Om twaalf uur barstte het spektakel pas goed los en ik gloeide van blijdschap. Ik was niet vermoord door de bende, hoewel ik wist dat dat het uiteindelijke doel was. Ik had al weken lang een lekker fris bad kunnen nemen, ik kon zoveel water drinken als ik wilde, koffie en thee (!) drinken, warm eten,  al was het elke dag rijst met groente drie maal per dag, ik had gesmuld. Na jaren had ik weer ’s nachts in bed liggen lezen: boeken die mijn oudste zoon me had gebracht en ik had elektrisch licht, geen kaarsen zoals in Hol – land en bitterkoud had ik het niet, warm evenmin. Zo klein als de kamer was, had die airconditioning en de verhuurster zeurde niet over stroom. Happy, happy new year.

2016: in de eerste week van maart besloot ik in mijn onafgebouwde ‘huis’ te gaan wonen om het geld dat ik aan huur besteedde eveneens in de bouw van mijn huis te kunnen stoppen. Er zaten geen ramen in, geen vloer (overal lag opvulzand) met gaten van dot oso wespen, het toilet/bad was niet af, het dak werd wekenlang keer op keer lek geslagen en de driehoekjes bij het dak stonden open, sloten werden vernield en ik had er geen water en stroom. Bovendien was ik waanzinnig bestolen tijdens de bouw. Vanaf eind oktober 2015 ontving ik mijn UWV-uitkering naar rato van €1400, – per maand in Suriname. Daarvan betaalde ik maandelijks ongeveer €300, aan huur en busvervoer (ongeveer €15). De boodschappen deed ik uit mijn Surinaamse pensioen. Per eind februari had ik hierdoor € 5000, (oktober, november, december, januari UWV-uitkering) – extra in mijn huis kunnen pompen, waarvan minimaal op allerlei manieren een derde was verdonkeremaand door de aannemer en bouwvakkers. Toch had ik de muren kunnen laten optrekken en het dak was opgezet. Ik had een Duro tank gekocht en daarin ving ik regenwater op dat ik kookte. Ik wilde binnen een half jaar als ik weg moest tegen eind juli het huis basaal af hebben door elke maand € 1400,- mijn volledige UWV-uitkering, eraan te besteden. Ik had lampen die op batterijen werkten, kon slechts met de grootste moeite mijn telefoon bij het politiebureau opladen en ik had twee matrassen gekocht en maakte uit restmateriaal twee houten banken, ik at heel veel dagen rijst met een gebakken eitje of een bouillon blokje en had persoonlijk in de slaapkamer een ‘vloer’ gelegd met twee pakken cement. Ik plantte groenten en cassave, maar alles werd vernield (door de bende). De batterij van mijn telefoon werd geregeld leeg getrokken en nog veel meer. Voor zover ik heb kunnen nagaan,  woonden een stuk of drie mensen er, maar we zaten ver van elkaar. Ik woonde helemaal achterop en te ver van iedereen om gehoord te worden, hoe hard ik ook zou gillen. Als ik daar ziek werd, zou ik niemand kunnen bereiken. Ik zat een eind af van Paramaribo. Het was pure wanhoop, doodsangst en er was een andere reden die ik liever voor me houd. Achteraf oliedom  dat ik daar in mijn eentje ben gaan wonen. Of was het de aloude moed der wanhoop? Het ging er niet alleen om dat ik het geld kon uitsparen. Ik wist dat ik overal werd achtervolgd (dat is de makkelijke, zeer korte versie van allerlei verwikkelingen)  en ik had al elke nacht waar ik me ook bevond de deur gebarricadeerd en ik was en ben ervan overtuigd dat ze me op een gegeven moment te pakken zouden of gaan nemen. Overal hadden en hebben ze hun camera’s en afluisterapparatuur is me gebleken en stoppen zullen ze nooit. Mijn keus moederziel alleen daar te gaan bivakkeren, lijkt daarom enerzijds onverklaarbaar. Anderzijds hoopte ik dat, omdat er geen stroom was op het project, ze geen afluisterapparatuur en camera hadden geïnstalleerd. Verder had ik voor de raamopening van de slaapkamer bekistingsplanken getimmerd met spijkers van vier duim en ik wist dat de eventuele moord op mij op een natuurlijke dood moest lijken. Ze zouden me in mijn slaap te grazen nemen, zoals ze dat met vele anderen hebben gedaan en zullen doen. Waarom? Daar kom ik later op terug. De voordeur en de slaapkamerdeur hadden sloten en elk twee dikke grendels, die zouden ze met veel geweld moeten openbreken. In de kamer die ik huurde, kon Ik niet die voorzieningen treffen om er zeker van te zijn dat ze er niet in konden. Ik waande me los van ziekte of ongeval betrekkelijk veilig en spoken jagen me weinig angst aan, misdadigers des te meer. Ik misrekende me echter. Een deel van wat voorafging en kwam na de volgende gebeurtenis, zal ik overslaan omdat het allemaal te ingewikkeld, te privé en te pijnlijk is. In de nacht van zondag 10 april werd ik door drie mannen aangevallen, mishandeld en beroofd van ongeveer €500,- en bijna vermoord. Eén drukte het plafond door dat zoals later bleek met voorbedachten rade niet goed was vast gespijkerd, gleed langs de muur omlaag en deed open voor de anderen, de sleutels staken in de deuren. Ook was opzettelijk door de bouwvakkers een lange ladder buiten achtergelaten waardoor ze zich via de openstaande driehoeken tot de vliering toegang hadden verschaft. Zeker zal ik niets ooit weten over die nacht, behalve dat het een actie van de bende was en dat ik door een aantal zaken gemanipuleerd ben geworden daar te gaan wonen. Mijn leven heb ik waarschijnlijk aan een aantal feiten te danken. 1. Ik heb zo hard als ik kon, gevochten, geschopt en gekrabd. 2. Het was een maanloze nacht en doordat het raam was dicht getimmerd, was het stik en stikdonker 3. Mijn lijk mocht niet al te toegetakeld zijn, omdat anders mensen uit mijn verleden eventueel problemen zouden kunnen krijgen. 4. Ik sliep niet toen de aanval begon en doordat het aardedonker was, kon niemand dat op welke wijze ook weten, behalve ik. 5. Ze hadden me niet met drugs kunnen inspuiten voor ze na hun aanval weggingen; het scheen me toe dat ze dat probeerden. 6. Ze hadden gedacht terug te keren met een auto, het werk af te maken, mijn lijk ergens te dumpen en het later zogenaamd te vinden. 7. Ze hadden geen bewaking achtergelaten toen ze  vertrokken omdat ze niet hadden verwacht dat ik in het donker kleren zou vinden en in het volslagen duister – ik kon geen hand voor ogen zien – in volle vaart vluchten om vooraan bij één van de drie bewoners van het project hulp te zoeken. Wegens de hitte lag ik in mijn ondergoed en ze hadden een enorme chaos aangericht door de inhoud van mijn koffer en overige bagage over de vloer uit te strooien en het nat te gooien met plas ( mijn plasemmer met plas, water en bleekmiddel). Tijdens en na de aanval waarbij mijn mond werd dichtgeknepen en mijn keel dichtgedrukt, werd ik in mijn gezicht en ogen beschenen met een lampje en ik hield dan mijn adem in. Zodra het donker was en de druk werd verlicht, haalde ik snel adem. Op een gegeven moment overgoten ze mij, terwijl ik me dood hield op de vloer, met de inhoud van mijn plasemmer (daardoor werden mijn uitgestrooide kleding en documenten nat). Ik stikte haast, moest vreselijk hoesten, hield me ternauwernood in en ze merkten – volgens mij – dat ik leefde. Vreemd was dat ze de aanval stopten. Eén vroeg bij het weglopen aan me: ‘Wilt u een beetje water?’ Ik maakte de fout van mijn leven: ik kuchte iets te vroeg omdat ik het niet meer hield. Daarom antwoordde ik zo normaal mogelijk: ‘Ik heb geen water binnen in huis.’ Ik weet niet of ze mijn antwoord hoorden. Ik kan echter bijna niet geloven dat ze mijn kuch en antwoord niet hadden gehoord. Ze vertrokken. Ik begon letterlijk bevend direct kleding te zoeken na hun afgang. Ik kon niets zien en was bang lawaai te maken, dus het duurde even. Ik dacht dat er wel één buiten op wacht zou staan, maar ik was banger dat ze zouden terugkomen, daarom sloop ik ondanks mijn doodsangst naar de voordeur. Ook buiten was het pikkedonker. Ik zou het risico moeten nemen. Nadat ik even in de deuropening had gestaan, ging ik razendsnel hulp zoeken. Bij een buur die een grote oplaadbare lamp had en die altijd aan het werk de telefoon kon opladen, belde ik de politie, die de weg in het donker eerst niet kon vinden. Om ongeveer twaalf uur ’s nachts kwam er eindelijk een politiewagen na veel telefonische aanwijzingen onzerzijds aangereden. Ik moest terug naar huis. Er werd zo kort tegen me gedaan – alsof ik loog – dat ik niet durfde vragen dat een agent eerst naging of er zich nog iemand in mijn ‘huis’ bevond, waarvan de deur de hele tijd open had gestaan en de sleutels waren meegenomen. De agenten vonden het vreemd dat ik in mijn eentje daar woonde en schenen te denken dat ik een lid was van de onderwereld. In het begin geloofden ze geen van allen dat ik werkelijk alleen daar woonde in een onafgebouwde woning en ze bleven vooral vragen waarom. Ik had moeite zinnige antwoorden te geven en ze vonden mijn verhaal kennelijk erg vreemd en verdacht. Nadat de politie weg was, grendelde ik de voordeur en daarna de slaapkamerdeur op hoop van zegen dat niemand zich in mijn huis bevond. Mijn mobiel was meegenomen door de bandieten. Ik zat op mijn natte matras en kleren te bibberen en had niet genoeg energie om te huilen, ik was volstrekt daas, want ik had de twee vorige nachten evenmin geslapen. Om zes uur ’s ochtends zocht ik in de chaos mijn lamp op batterijen en klokje en ik begon op te ruimen.  Ik maakte me klaar en kreeg om acht uur ‘s ochtends van dezelfde bouwvakker, van wie ik zeker wist dat hij de ladder tegen het huis had achtergelaten en mijn dak lek sloeg zodat ze er steeds op moesten en die mijn sloten kapot maakte, maar die niet bij de overval betrokken was geweest, geld te leen en liet hem niets merken van wat ik wist. Ik had nog net genoeg op de bank om de bouwvakkers voor vier dagen, tot en met donderdag, te betalen. Ik liet de arbeider achter bij mij thuis, zijn kompaan met wie hij gewoonlijk werkte en die vermoedelijk bij de aanval betrokken was geweest, was er niet bij. Hij zou ziek zijn en had die ochtend afgebeld. Die had ik net voor de drie boeven naar buiten liepen aan zijn stem herkend, eerder had hij niets gezegd. Ik heb hen nooit geconfronteerd en ze hebben nog even voor me gewerkt. Ik moest beide sloten laten vernieuwen en andere dringende klusjes laten doen. Na een paar dagen, woensdag denk ik, kwam het bendelid dat bij de aanval betrokken was geweest ook weer werken. Ze konden zich waarschijnlijk niet indenken dat ik wist wat hun rol was geweest en niets zei en totaal niets liet merken over wat ik wist voor wat betreft hun aandeel in de roofoverval en dat ik de draad ogenschijnlijk kon oppakken, alsof er niets was gebeurd. In het licht van het kleine lampje dat ze tijdens de aanval slechts af en toe aan deden om herkenning te voorkomen, had ik liggend op de vloer en glurend door mijn wimpers eveneens de werkschoenen van die arbeider die me had aangevallen, hij droeg heel speciale enkellaarzen, herkend. Toen hij weer kwam werken, dat had ik gewild om zeker van mijn zaak te zijn, had hij dezelfde ‘boots’ aan en ik was overtuigd. Mijn geld was op door de diefstal en aanschaf van een nieuwe mobiele telefoon en daarna heb ik ze dus niet voor me laten werken.

Waarschijnlijk wilden de overvallers de indruk wekken dat ik een junk was en mogelijk een seksorgie had gehouden en helemaal uit mijn bol was gegaan. Hoewel ik wist wie de twee andere daders waren, kon/kan ik juridisch niets bewijzen dus zal ik daar geen informatie over geven en hoewel ik niet geloof dat iets of iemand mijn leven kan redden, zal ik eventueel nog acuter gevaar lopen door die informatie prijs te geven.

Aan het eind van die maand – april 2016 – heeft UWV mij niet uitbetaald onder het mom dat ik had verzuimd documenten op te sturen hetgeen een leugen was. Ik zou tot en met 15 juni 2016 een WIA uitkering hebben gehad, maar ik heb nooit meer een cent gezien vanaf eind maart, zelfs geen vakantiegeld in mei 2016. Bovendien had ik ruim op tijd mijn ABP-pensioen en AOW aanvraag ingediend, maar die kwamen niet los. Op 25 augustus 2011 vermoed ik dat ik drugs (geen medische) toegediend heb gehad (bij de vrijheidsbeneming). En ik vermoed dat ik vermoord zou worden in dat gekkenhuis, maar dat ik niet op de drugs reageerde op de manier waarop men had verwacht en ook daar barricadeerde ik mijn deur elke nacht met de kledingkast en een nachtkastje, want er was niets anders.

Na de overval had ik geen cent over voor huisvesting en ik moest tot donderdagavond in de woning blijven, waar ik was aangevallen. Ik heb maandag overdag wat luttele uren geslapen en de andere dagen niet. Ik liet het plafond dichtspijkeren en zat volledig ingesloten in de slaapkamer. Met bouwmaterialen had ik gebarricadeerd en ik zat met een groot mes vlak naast me elke nacht in het pikkedonker. Ik werd door de hoofddader (die mijn mond en keel had dichtgeknepen) om twee uur maandagnacht gebeld. Ook die had ik aan zijn stem herkend, al had hij geprobeerd die te verdraaien. En in het begin had hij in het Nederlands gezegd: ‘Politie. Waar is die cocaïne? Geef me die cocaïne.’ Ik wist dat de politie niet zo werkte en had me stil gehouden. Maandagnacht zei hij dat hij via de buurvrouw waar ik hulp had gezocht aan mijn nieuwe nummer was gekomen en van haar had gehoord wat er was gebeurd en dat hij me wilde helpen. Ik was doods- en doodsbang. Bijna even bang als in de nacht van de overval. Ik vermoedde dat hij ergens in het donker stond en wilde bepalen waar van het huis ik me bevond en waarschijnlijk hoopte hij dat ik mijn telefoon zou uitschakelen, want ik had daar een groot bedrag aan beltegoed in gestopt en hield die voortdurend ‘in de aanslag’. Ook de nachten daarop belde hij. Toch was ik bang mijn telefoon uit te doen. De rover hield me uren aan de telefoon. Ik durfde hem niet af te kappen, dacht dat ze me zouden komen aanvallen en deed alsof mijn mobiel uitviel. Daarna heb ik mijn jongste zoon gebeld en tegen hem gezegd dat ik zou worden vermoord en ik schakelde de telefoon uit. Kort daarop zijn mijn zoons me komen ophalen. Eerst dacht ik dat het de rovers waren, totdat mijn kinderen begonnen te roepen. Via mijn oudste zoon ben ik toen op verschillende plekken gehuisvest geweest. Onder andere in het YWCA-hotel aan de Heerenstraat. De nacht waarop ik daar introk, brak in mijn hotelkamer brand uit doordat er iets mis was met de elektrische bedrading van de airconditioning. Gelukkig was ik niet in slaap en had ik maar net het licht uitgedaan, zodat ik onmiddellijk de stekker van de airconditioning uittrok en de kamer op tijd kon verlaten die onmiddellijk vol rook stond. De jongeman die bij de receptie dienst had, had ik er niet eerder gezien – ik had vaker heel lang in het YWCA-hotel gelogeerd – en daarna zag ik hem evenmin. Voor mij was de connectie tussen Bouterse en Nederland, dan wel medewerkers bij verschillende Nederlandse overheidsinstanties (het op cruciale momenten inhouden van mijn inkomsten en me in levensgevaarlijke situaties manoeuvreren) en de georganiseerde misdaad in Suriname en via Bouterse de internationale drugs- en (kinder)pornowereld herbevestigd. Deze conclusie baseer ik op diverse andere incidenten die mij hier te ver zouden voeren en te gecompliceerd zijn om uit te leggen en in juridisch opzicht geen bewijs vormen. De inhouding van mijn UWV-uitkering en niet uitbetaalde vakantiegeld bedroeg vanaf april tot en met half juni 2016 € 4600,- Inclusief het geld dat was gestolen was ik min of meer € 5100,- armer. UWV heeft nooit betaald ondanks herhaalde brieven van mij. Bovendien heeft UWV opgegeven in mijn jaaropgave dat ik het niet uitbetaalde bedrag zou hebben geïnd. Zodat ik ook aan belasting wat extra kwijt was. Mevrouw Benani en mevrouw Makinje van het Okkerse en Schop advocatenkantoor hebben ook voor wat betreft deze en alle andere onterechte UWV-inhoudingen dwars door de jaren heen, geweigerd mij adequaat van dienst te zijn ondanks dat zowel de overheid als ik haar hebben betaald voor juridische bijstand in 2018/2019.

Ik moest stoppen met de bouw van mijn woning. Mijn geld was volstrekt op en ABP, SVB, betaalden mij rustig niet uit, hoewel ik mijn aanvraag ruim op tijd had ingediend. In mei 2016 verviel mijn paspoort en ik had geen geld om het te vernieuwen, zodat ik niet terug kon en het retourtje van mijn ticket verviel. Dus moest ik ook daarvoor geld bijeenzamelen. Medio augustus 2016 kwamen mijn pensioen en AOW eindelijk binnen. Wat bleek echter? Mijn pensioen was minder dan de helft, van wat ik had behoren te krijgen en dan mij eerder via brieven was toegezegd. Aangetekende brieven, telefoontjes, het vragen van een rekenmodel gaven helaas geen soelaas en ik kon niets anders doen dan doorleven en me erbij neerleggen. Er was immers geen doorkomen aan. Ook in deze wilde noch mevrouw Benani, noch haar vervangster stappen ondernemen. Dus ontvang ik maandelijks van het ABP-pensioenfonds €530,- Dat is ongeveer € 700, te weinig en ik heb nog nooit vakantiegeld gehad. Jaarlijks komt dat niet uitbetaalde bedrag neer op ongeveer € 9000 tot € 10.000,-. Dat geld komt de bendeleden ten goede en geen accountant of advocaat wil dat uitzoeken.

Ondertussen werd het dak van mijn woning bij herhaling lek geslagen en constant werden vernielingen aangericht en ik besloot om even te wachten met vertrekken omdat ik wist dat het huis volledig zou worden gesloopt als ik geen voorzieningen trof. Ik was toch mijn retourticket kwijt en zou mijn paspoort moeten verlengen en dat kostte geld. Door diefstal van het bouwmateriaal en van geld dat ik in mijn tas had door bouwvakkers, omdat ik ver van de bank zat en altijd contant geld moest hebben voor het kopen van het materiaal en voor het arbeidsloon,  kwam daar niet veel van terecht. Doordat ik weer zelf geld had, kon ik uit het hotel en eigen woongelegenheid betrekken.

  1. In 2017 kon ik eindelijk doorgaan met de bouw en heb ik mijn paspoort kunnen vernieuwen en geboekt om op 29 mei te vertrekken. Half mei 2017 kreeg ik een brief van ABP dat ik meer dan € 4100,- aan achterstallige belasting zou moeten betalen, terwijl ik geen cent extra had verdiend (aan mijn boeken bijvoorbeeld) vanaf 2007 los van mijn UWV-inkomsten waarop standaard belasting werd ingehouden en ik geen teruggaaf eigen woning had ontvangen. De bedragen die ik voor mijn boeken jaarlijks ontving waren in principe te verwaarlozen (gemiddeld min of meer € 250, – per jaar, waarvan nog belasting moest worden afgetrokken) en waren bij verre na niet genoeg om mijn schrijfuitgaven te dekken: computers, printers, papier, inktcartridges, manuscripten per aangetekende post versturen, vaklectuur, presentaties van andere schrijvers bijwonen en ik had weleens zelf voor de redactie van mijn boeken betaald buiten de uitgever om en dat waren forse bedragen. In principe legde ik fors op het schrijven toe in plaats van dat mijn arbeid werd beloond. Vanaf 2007 had ik niets ontvangen en juist €1500, – aan promotie van mijn laatste boek uitgegeven. Mijn belastingaangiftes tot en met 2015 waren gedaan en in 2015 was reeds onterecht € 2500,- ingehouden als zijnde voor de belastingdienst. Dat betekende dat ik vanaf eind mei 2017 tot en met december 2017 geen cent van ABP zou ontvangen. Aangetekende brieven naar ABP en de belastingdienst werden niet beantwoord. Aan de telefoon kreeg ik onzinantwoorden. De beslissing die ik toen nam, was heel wonderlijk, ook voor mezelf. Ik vertrok niet naar Nederland terug, maar ging in mijn nog steeds niet afgebouwde huis in Commewijne wonen, want mijn AOW-pensioen (destijds ongeveer €300,- ) ontving ik vanaf januari 2017 in Nederland om mijn hypotheek te kunnen betalen en ik zou in Nederland zonder inkomen – ABP betaalde me maandenlang nul cent – niet kunnen leven. Van mijn Surinaamse pensioen kon ik alleen maar de maandelijkse boodschappen bekostigen.

Op 29 mei, de dag waarop ik naar Nederland had moeten afreizen, verhuisde ik van de kamer die ik toen betrok aan de Anniestraat naar mijn huis in Commewijne in de wetenschap dat ik hoogstwaarschijnlijk reeds binnen een paar dagen het tijdige met eeuwige zou verwisselen. Nadat ik het grootste deel van de middag had doorgebracht met voor de ramen alle (wrak) hout timmeren dat ik kon vinden en ik ook de meeste deuren had afgedicht van binnen bleken alle lampen vernield te zijn en de batterijen waren gestolen. Ik had drie korte stukjes kaars en heb de hele nacht gewaakt, terwijl er mensen rond het huis liepen en ik rastamuziek (van hun telefoons?) hoorde. Door de barricades was het snikheet en ik kon niet naar buiten kijken. Af en toe als ik geluid hoorde, schreeuwde ik luidkeels en ik schold om te laten merken dat ik wakker was. De volgende ochtend kon ik niet geloven dat ik nog leefde. Het was ondanks de doorwaakte uren een wonderbaarlijk gevoel. Ik stond voor een vrijgemaakt raam en ademde de frisse ochtendlucht in. Het gevoel dat ik leefde beroerde me zo heftig alsof ik nog nooit had geleefd, alsof ik een nieuwe ervaring beleefde. Mijn raad daarom: zolang je gezond bent en hoe weinig je ook te eten hebt en hoe gebrekkig ook als je een dak boven je hoofd hebt en je kunt je kleden, leef en beschouw dat je morgen dood kunt zijn, wie je ook verraden, verguisd en in doodsnood heeft gelaten of in ellende heeft gestort. Dagelijks moest ik ’s middags dichttimmeren, volledig barricaderen en ’s morgens de barricades verwijderen. Daar gingen elke dag uren (vier à vijf) mee zoek. Daarna plantte ik: onder andere pompoen, sopropo, papaja, manja, bananen, tayer. Koken en op het politiebureau mijn telefoon gaan opladen (half uur gaans en een half uur terug) eventueel bij de supermarkt of bij Chinees boodschappen halen en dan was de dag om.  Wegens de invallende duisternis kon ik niet langer op het bureau zijn dan een uurtje. Bellen kon ik nauwelijks, het kostte teveel aan beltegoed en ik spaarde mijn batterijen uit voor een noodgeval. Overdag slapen lukte door de broeikashitte niet. ‘s Nachts begon de nachtmerrie. Zoals gezegd kon ik niet naar buiten kijken, elk geluid was dan ook verregaand angstaanjagend. En ik merkte dat men zich via het dak toegang probeerde te verschaffen. Ik kroop in de duisternis rond zodat ze niet konden weten waar ik me bevond. Of ik gilde huizen ver terwijl ik op één plek stond en dan sloop ik tastend langs de wanden naar een andere plek, begon weer te krijsen, langs de muur te schuiven of over de vloer te kruipen en dat uren aaneen, letterlijk elke nacht. Als ik doodop was, ging ik op de zelfgemaakte stenen vloer zitten of liggen, mijn matrassen kon ik niet overal naar toe slepen. Nooit kon ik slapen ‘s nachts. Gelukkig had ik op twee zelfgemaakte houten banken en een van mijn zoon geërfd bankstel en de twee matrassen geen meubilair of inrichting zodat ik me nagenoeg vrij kon bewegen door de ruimte. Met de op elkaar gestapelde banken en het bankstel belemmerde ik de voordeur waar ook nog dikke grendels en bouten voor zaten. Tegen de kozijnen van twee andere buitendeuren had ik dikke balken bevestigd, die ik overdag nooit meer opendeed – dat zou echt breken worden, als men erin wilde. Dat openbreken is inderdaad een nacht geprobeerd, maar ze kwamen er niet doorheen en ik ging binnen tekeer als een gek zodat ze snel zijn gestopt. Zo was ik elke, elke nacht in touw. Ook kookte ik aldoor water dat ik zou gooien op wie ook zou proberen binnen te komen. Dat kostte me veel gas en geld (transport) om een gasbom te gaan koken. Ik paste ook andere middelen toe en vertelde steeds wat ik aan het doen was – bijvoorbeeld: ‘Ik heb een bout hier en als je binnenkomt, sla ik je de hersens in.’ Ik sloeg dan keihard tegen de muren en de houten betimmering voor de ramen, steeds op een andere plek. En na een poos werd het dan stil. Desondanks durfde ik nooit te gaan slapen. Op allerlei manieren werd me duidelijk gemaakt dat de bendeleden via het dak zouden proberen brand te stichten. Ik wist dat ik het niet zou overleven doordat de voordeur volledig was geblokkeerd. Zodra ik ze op het dak hoorde, rende ik door het huis. Ik had lege verfemmers en een tonnetje met regenwater klaar staan. Het dak werd steeds erger gehavend, anders had ik zelf niet geloofd dat het allemaal niet gebeurde en het begon ook weer te lekken. Dat was jammer. Want ik had al met triplex laten plafonneren, maar gelukkig ben ik wel in leven gebleven. Ook werd er met een sterke lichtbundel gericht op de buitenmuren langs het huis gelopen. Dat was waarschijnlijk om me veel wreder de stuipen op het lijf te jagen dan al het geval was. Zolang ze maar niet trachtten open te breken, hield ik me als ze met lichten bezig waren zo rustig mogelijk op de vloer. Soms hoorde ik een tikkend geluid omheen het huis.

Er werd een groene insecticide in mijn drinkwater gedaan dat zwaar giftig was. In het donker heb ik het een paar keer gedronken. Ik ben toen behoorlijk ziek geweest (onvoorstelbare buikkrampen) maar ik kookte mijn water heel lang en nadat ik het had ontdekt, dronk ik alleen regenwater dat ik in emmers had opgevangen en binnenshuis hield. Ik moest me wel met het vergiftigde water wassen. Zo vaak ik kon, ‘baadde’ ik in de regen onder een lekkende dakgoot. Ik had niet genoeg geld om flessen water te kopen voor drinken en koken. Direct daarop begon de grote regentijd en stroomde mijn durotank dagen en nachten over en was het onbegonnen werk voor de onverlaten vergif in mijn watertank te doen. Ook had ik een keukenkraan in orde laten maken. Die leiding is weliswaar vijf of zes keer onklaar gemaakt. Daarom moest ik toch telkens schoon water opvangen. Het vernielen van de bende hield op andere gebieden evenmin op.

Ik heb daar vanaf 29 mei 2017 tot en met 17 februari 2018 gewoond. Kort samengevat kwam het erop neer dat ik geen nacht sliep, doodsangsten uitstond en vaak tussen zes uur en negen uur ’s ochtends een oogje toekneep. Ik zat volkomen ingesloten. Vaak kon ik mijn telefoon niet opladen en zat ik alleen in het pikkedonker, want ik durfde geen (batterijlampen) lichten aan te hebben. Dit is een sterk verkorte versie van de afschuwelijke tijd die ik daar doormaakte. Ettelijke keren belde ik de politie, bereikte die soms wel of niet en die kwam een enkele keer wel, meestal niet.  Ik had ontdekt dat de bendeleden me waarschijnlijk liever niet wakker hadden, als ze me zouden aanvallen. Als ik uren had gegild, gingen ze weg, leek het me. Elke ochtend weer was ik stomverbaasd dat ik nog leefde. Het werkelijke verhaal is veel en veel moeilijker weer te geven.

Ondertussen had ik via een oude kennis een internet café ontdekt in Paramaribo. Voor het eerst vanaf 2008 kon ik in 2017 weer internetten. Ik maakte een nieuw e-mailadres aan  en ik liet aan de uitgever, Franc Knipscheer van uitgeverij Indeknipscheer, vragen of hij ‘Vers vlees oud bloed’ nog zou uitgeven, anders zou ik mogelijkheden onderzoeken om het in Suriname te doen als ik weer bij kas was. Hij liet weten het te willen uitgeven. Dat was een enorm lichtpunt. In mei 2017 lag het inderdaad op de planken.

  1. In december 2017 werd ik door de Rabobank bij monde van een meneer Roos gesommeerd naar Nederland terug te keren ondanks het feit dat ik in Nederland geen water had, geen stroom en mijn ABP-pensioen acht maanden lang was stopgezet, anders zou de bank tot verkoop overgaan. Ik had namelijk domicilie gekozen bij mevrouw meester Peterhof en zo had hij me kunnen bereiken.

Op 18 februari 2018 kwam ik in Nederland aan. Mijn ABP-pensioen was in januari 2018 overgemaakt op de Rabobank in Nederland en daardoor had ik het aangedurfd. Mijn SVB-pensioen (AOW) was vanaf januari 2017 in Nederland overgemaakt en daarvan hoefde slechts mijn hypotheek te worden betaald. Hierdoor was er een minimaal batig saldo ontstaan, waarvan ik mijn ticket naar Nederland kon betalen.

De ravage die was aangericht in mijn tuin en een niet afgebouwde overkapping was, zelfs in het licht van alles wat ik gewend was, onvoorstelbaar. In mijn huis zelf was er kwaadaardig en beestachtig huisgehouden. Onder andere was het glas van een achterdeur gewipt. Er was huisraad gestolen, (goedkope Ikea) tafels waren vernield. Van alles was kapot geslagen met bruut geweld, weggemaakt, verplaatst, met zoutzuur bewerkt (verwarming) of smerig gemaakt. Er was een plank in de keuken weggehaald en alle rommel was buiten gesmeten  voor me zodat ik ‘mocht’ opruimen. Een houten afscheiding boven op mijn muur in de voortuin was weggerukt. Onbeschrijflijk was de enorme troep en de politie wilde mij tot twee keer toe zelfs niet te woord staan, toen ik mijn naam en adres noemde. Laat staan dat ik aangifte zou mogen doen.  Het zal mij duizenden euro’s kosten om de schade te laten herstellen (Ik schat tussen de € 10.000 en €15000, ). Ik wilde onmiddellijk mijn watervoorziening in orde maken om de boel toonbaarder te krijgen en omdat het kopen en sjouwen van water mij steeds moeilijker viel. Daarom nam ik meester B. Tamaëla in de arm. Hij heeft me tot 05 november 2019 schaamteloos belogen en bedrogen en letterlijk niets uitgespookt. Schade: ongeveer € 300, (exclusief tijd en transportkosten).

De belastingdienst (?) eigent zich in november en december ongeveer € 250, toe via – hoe kan het ook anders? – ABP-pensioenfonds. GBLT eigent zich een aantal maanden zomaar geld toe van mijn rekening. Ik kom daar te laat achter en ik kan het niet terugdraaien. Schade ongeveer € 100,-. Vodafone (of de werknemers, neen de bende) maakt zich eveneens maandelijks van grote bedragen meester schade ongeveer € 500,-.   Later T-mobile (of de werknemers, neen de bende).

Ook mijn belastingzaken wilde ik in orde maken. Daar betaalde ik een meneer Dennis Schoemaker van het accountantsbureau van Lentinck € 1500, voor die evenmin iets deed. Aan een andere belastingconsulent had ik al € 225,00 verloren.

Ondertussen was ik mede om ‘Vers vlees oud bloed’ genomineerd voor de Halewijn prijs en werd mij een werkbeurs toegekend door Het Nederlands Letteren Fonds van bruto € 10.300,. Een miniem deel daarvan heb ik besteed aan het betalen van de Bieb in Almere Buiten, gezien mijn eerdere perikelen met printers en computers. Hoewel ik een abonnement had waarbij ik de hele dag zou mogen werken aan de computers, werd me dat met allerlei fratsen onmogelijk gemaakt. Dus zat ik hele dagen (ik maakte werkweken van 40 uur) naar rato van € 2, per uur te schrijven en ik raakte desondanks toch werk kwijt, zodat ik net als in de eerste jaren gemiddeld twee keer per maand mijn nieuwste versie printte naar rato van € 0,20 per A-viertje. Gezien de dikte van het boek (meer dan drie honderd A-viertjes) kostte dat zo’n zestig euro per keer. Maar dat had ik er dik voorover. En tenslotte kocht ik een computer.

Totale schade 2018 bijna € 3000,- (de jaarlijkse schade doordat ik niet goed ben ingeschaald niet meegerekend). Kosten bieb niet meegerekend.

2019: In januari kreeg ik een brief van ABP, niet van de belastingdienst, dat ik een achterstallige schuld had van €4.482, zodat ik ongeveer negen maanden geen cent zou ontvangen. Bellen en lieve moederen hielp niet. Lentinck gaf geen gehoor, dus schakelde ik het accountantsbureau van A.A. Einstein in. Die hulp was uiteraard een rib uit mijn lijf. Maar nu zou het graaien als zijnde voor de belastingdienst tenminste stoppen. Meneer Wim Luten heeft daar inderdaad een stokje voor gestoken. Advocaten weigerden onder het mom van allerlei smoesjes om mij bijstand te verlenen voor verschillende andere zaken (meer dan twintig). Ook aan de zaak van de wederrechtelijke vrijheidsbeneming in 2011, wilde geen jurist zijn vingers branden.

In september kwam mijn vijfde boek en beste werk uit: Lambarosa. Ik besloot naar Suriname terug te gaan om mijn huis af te laten maken. Daar bedroeg de totale schade ongeveer € 8000,- Dat was ongeveer het geld dat ik over had van de werkbeurs die mij in 2018 was toegekend voor het schrijven van Lambarosa, waarbij ik ‘Vers vlees oud bloed’ als laatste werk had aangeboden.

In oktober werd mij geen werkbeurs toegekend voor het schrijven van de dichtbundel ‘Exit’. Pure onzin uiteraard. En dat weet de commissie echt wel! Daarover in mijn boekbesprekingen meer.

2020: In februari 2020 betaalde ABP -zoals gewoonlijk plotseling –  niet uit. Ik was in Suriname voor de renovatie, neen reparatie van mijn woning en bij telefonische navraag bleek dat mijn pensioen ten behoeve van GGN/Menzis was ingehouden als zijnde achterstallige premie (zie 2012, 2013). Op 20 maart kwam ik naar Nederland terug en zoals gewoonlijk, kon mij door verschillende ‘medewerkers van ABP’ (Cora, Dijk en anderen) niet worden verteld om welk bedrag het zou gaan en wanneer de inhoudingen zouden stoppen. Ik had geen geld, had bijna niets te eten en kon even niets ondernemen en mijn huis in Nederland niet laten herstellen. In augustus 2020 werd de betaling eindelijk hervat. Ik was bijna (6 maal € 530 kwijt = plus minus € 3200,) In september nam ik via Rechtsagent meester Suijkerbuijk in de arm om een rechtszaak aanhangig te maken. Meer dan €1200, aan honorariumkosten verder, heel veel tijd en briefgeschrijf en e-mailcontact kostte het me en ook deze advocaat weigerde à priori naar de rechtbank te stappen. Totale schade € 4500,- of meer.

Zeer verheugend was wel dat mij door Het Nederlands Fonds voor de Letteren een projectbeurs van bruto € 2500, – werd toegekend.

Mijn tablet werd onmiddellijk daarna kapot gegooid.

Ik had geen water (afgesloten op 17 april 2012), geen stroom (afgesloten op 14 januari 2014), mijn toilet, wastafel en badkamer waren verstopt (afvoer), ik kon mijn telefoons en computer niet opladen en betaalde daarvoor per keer een fiks bedrag bij een computerreparateur omdat corona ook nog woedde. Ik lag vanwege de kou hele dagen in bed met potlood in schriften te schrijven. Maar: schrijven deed ik! Ik heb op die manier enorm veel geschreven. Toen de bieb weer openging hoefde ik alleen maar in te voeren en te corrigeren.

Op 15 augustus 2020 begon ik aan een nieuwe roman: ‘Berichten uit het verleden’ dat ik op 14 september instuurde om mee te doen aan de tweede Don Walther Donner wedstrijd. In december 2021 kreeg ik het zeer verheugende bericht dat ik de tweede prijs had gewonnen.

2021: Corona nog steeds, lockdown, opgesloten zitten zonder water en stroom. Weer probeerde ik de moed erin te houden door met de hand zo vaak als ik zin had zoveel mogelijk te schrijven en ik las. In april werd mij opnieuw een projectbeurs toegekend van € 2500, -. Ik besloot zelf voor het opnieuw stroom  aansluiten te betalen. Als ik alle – meer dan twintig – zaken juridisch zou moeten aanvechten was ik over dertig jaar nog niet klaar, nog daargelaten het feit dat er geen enkele advocaat is (geweest) in ongeveer zestien jaar (vanaf 2004: Stichting Bijzonderwijs) die mij iets anders dan emotionele pijn, materiële schade en tijdverlies heeft opgeleverd.

Mijn computer, en splinternieuwe tablet  (€ 350, ik werd afgezet door een verkoper) werden onklaar gemaakt. Mijn mobiele telefoon en laptop werd zoals gewoonlijk volkomen van buitenaf beheerst en ik kon ze niet gebruiken. Ik kocht een tweedehandse laptop op internet (€ 150.=) Die werd onmiddellijk onklaar gemaakt. Ik kocht een nieuwe computer (€600,-), die ondanks een Norton fire wall, onmiddellijk van buitenaf werd bestuurd. Om de haverklap kon ik niet werken of moest ik naar BCC, de verkoper.

Toch was niet alles kommer en kwel. In april kwam mijn dichtbundel ‘Exit’ uit. Dat betekent altijd een groot moment. Ook besef ik dat – cliché of niet – gezondheid de grootste schat is.

Voor de dichtbundel ‘Exit’ heb ik ondanks uitsluitend goede recensies alweer geen werkbeurs van Het Nederlands Letteren Fonds ‘mogen’ ontvangen. Mijn bezwaarschrift heb ik gedeeltelijk in de boekbesprekingen verwerkt (zie aldaar). Desondanks ben ik anderhalf uur ondervraagd op 8 februari door de Literaire geleerden tevens machthebbers.  Weliswaar niet over ‘Exit’. Onder andere of ik dichten leuk/moeilijk vind en andere onzin. Ondanks mijn eerdere op een dissertatie lijkende bezwaar naar aanleiding van de motivering van de ‘commissie’ die slechts uit discriminerende kreten bestond die ik allemaal heb weerlegd – hebben ze niet begrepen wat mijn boeken inhouden en bedienen ze zich wederom van vage kreten. Een waarachtig oordeel over de literaire kwaliteit van mijn werk hebben ze niet geveld. Ik nam aan dat als zoveel geleerden zoveel vragen wilden stellen over mijn werk dat het een zeer, zeer, zeer literaire kwaliteit zou moet bezitten. Over een chick lit boek, ben je snel uitgepraat/uitgevraagd. En ik had elke vraag die slechts over mijn schrijfwerk ging, kunnen beantwoorden. Ik mocht niets opnemen op de (geluids) band. Dat lijkt me niet erg transparant, dus… De geleerden hebben zich eruit gewrongen en hun misstappen niet ruiterlijk toegegeven. Ik krijg niet alsnog een werkbeurs dus heb ik samen met  ‘Berichten uit het verleden’  en ‘De bruine zeemeermin’ voor vier boeken geen werkbeurs gehad en de Nederlandse overheid beurt wel nog tientallen jaren na mijn dood geld voor mijn boeken (19 % BTW). Mede door mensen als ik kunnen heel veel Nederlanders in hun broodwinning voorzien: computerfabrikanten en verkopers, idem voor printer- en papierfabrikanten, computermonteurs, internetproviders en iedereen die daar werkt, redacteuren, uitgevers, boekhandelaren en iedereen in die branche enzovoorts. Bea Vianens boeken en die van Edgar Cairo, Albert Helman, Anton de kom enzovoorts brengen tot op heden geld op. Mijn kinderen en kleinkinderen zullen kunnen fluiten naar een cent van die opbrengsten. Ze zullen er geen zicht op hebben. Foei, Nederland! Neen, wij, harde werkers zijn niet uit de ruif komen vreten van de Nederlanders die – God zij geloofd en geprezen – autochtoon zijn. Ik schrijf elke dag gemiddeld acht uren en dat zo’n acht maanden per jaar; dagen waarop ik niet schrijf worden gecompenseerd met dagen van 14 uren. Ik leef onder uiterst barre, bizarre omstandigheden. In Suriname had ik het stukken beter en plezieriger. Ik heb geen: televisie, radio, huistelefoon, geen water in huis, geen ziektekostenverzekering, koelkast, freezer, verwarming, strijkijzer, wasmachine, stofzuiger, gasfornuis, kookstel  (bij herhaling nog voor gebruik onklaar gemaakt) en direct ben ik wat stroom betreft weer afgezet (zogenaamd oververbruik). Ik kan geen dag op vakantie. Elke treinreis of aangetekende brief betekent minder eten. Mijn stroom wordt gemanipuleerd, waardoor ik niet naar mijn cd-speler (muziek) kan luisteren. Ik eet/drink per dag: twee koppen koffie met zoetjes, drie à vier sneetjes brood zonder boter met goedkoop beleg (kaas, leverpastei, salamiworst), een Chinees soepje, veel fruit (dat wel) een (in mijn waterkoker) gekookt eitje, melk. Ik heb ondertussen in april 2021 maar zelf betaald voor het opnieuw openstellen van mijn elektriciteit. Nieuwe kleding /schoeisel kan ik me uiterst sporadisch permitteren. Vroeger had ik evenmin stroom (kaarsen), een mobiele telefoon, een internet provider, een waterkoker (was kapot gemaakt). Op vakantie kan ik niet. Als ik naar Suriname ga, is het om de vernielingen aan mijn huis daar te repareren.

MAAR: ik heb het gered. En: de bende gunt me zelfs dit karige niet, MAAR ze wilden me op straat, in het gekkenhuis of onder een trein en dat is ze niet gelukt. Bovendien: ik lees (ik heb nog veel ongelezen boeken) en ik schrijf. Tot aan mijn dood, zelfs in het meest onwaarschijnlijke geval dat ik een natuurlijke dood over tien jaar sterf, kan elk jaar een boek van me worden uitgegeven. Zoveel ideeën heb ik. Ik waan me gezegend door mijn gezondheid en karakter. En vroeger werden mensen als ik op de brandstapel gegooid of als slaaf afgeranseld tot soms zelfs de dood intrad. Wel jammer dat deze misstanden tot vandaag nog plaatsvinden in een schijnbaar democratisch land. Foei, foei toch, Nederland.

In oktober 2021 had ik weer eens de politie aan de deur. Ik was niet gekleed op bezoek en belde een dag later om te horen wat ik op mijn kerfstok zou hebben. De achtertuin was sterk verwaarloosd en zag er gevaarlijk uit en zou gezondheidsproblemen kunnen opleveren voor de buren. Ik gaf aan dat ik (1) de lawine niet had veroorzaakt en dat ik (2) reeds een deel had opgeruimd (3) maar buiten mijn schuld reeds langer dan negen jaar geen water had en me (zeker gezien corona) (4) niet met de schimmelige troep wilde blijven bezighouden, dat de (5) onverlaten nooit ophielden en (6) zodra ik begon met schoonmaken of (laten) repareren ze hun streken verhevigden. Het was me gebleken dat hoe meer ik opruimde hoe sneller er rommel werd gemaakt en hoe forser de destructieve neigingen van de schatjes en dus dat ik (7) andere hulp nodig had, die ik al (8) tevergeefs bij iedere denkbare instantie in Nederland en Suriname (Nederlandse ambassadeur in Suriname) had gezocht. Ik had een maatschappelijk werkster nodig om bijvoorbeeld een advocaat te vinden die de Vitens zaak (watervoorziening) ter hand zou nemen. Ik moest niet naar het verleden kijken vond mevrouw de agent en me richten op het heden <> schuldverschuiving van de dader naar het slachtoffer is in Nederland zeer geliefd en wordt aldoor toegepast. Uit ervaring wist ik daarom dat ik niet te berde hoefde te brengen dat ik de politie in het heden aan de deur had omdat ik in het verleden (1) mijn woning niet in 2011 had kunnen verkopen en (2) dat ik in Suriname rechtmatig in een riante villa had kunnen wonen en (3) dat ik met eerlijk verdiend geld een splinternieuwe auto had kunnen kopen, gezien de overwaarde van mijn huis in Nederland (door de verkoop van mijn huis in Suriname heb ik een fiks bedrag kunnen pompen in mijn ‘Hollandse’ huis dat heden ten dage vastzit) en dat mij dat onmogelijk was gemaakt door (4) alle bedragen die gestolen waren en (5) het huisraad dat was vernield en (6) het schrijfwerk en andere zaken die waren ontvreemd waardoor ik in het heden niet alleen dagelijks (7) water moest kopen en (8) ermee sjouwen, maar dat (9) de agressie tegen mij gericht elke dag erger werd en (10) ik nota bene (alweer) de politie op mijn stoep had. Het slachtoffer schijnt in het Westen altijd de dader te zijn tenzij je een jonge, roze deerne bent die door een beroemdheid met miljoenen op zijn bankrekening SEKSUEEL zou zijn belaagd. Ik wist dat reageren zinloos was en ik wist dat er van hulp geen sprake zou zijn. Ik moest me op het bureau vervoegen en probeerde daar binnen een uur aan de politie-agente die meer dan een kwartier te laat kwam de stand van zaken duidelijk te maken die  de dagelijkse terreur behelsde van zo’n vijftien jaar Krokusstraat 22 te Almere Buiten. Kort door de bocht genomen kwam het gesprek erop neer dat ik mijn interieur door een ‘zorgmedewerker’ moest laten inspecteren en verplicht meewerken aan het opruimen van de troep die er nog lag en aan de renovatie. Wat het inspecteren betrof, protesteerde ik niet, hoewel de zaak zoals gewoonlijk finaal werd omgekeerd. Na meer dan negen en een half jaar verstoken te zijn geweest van water en terwijl er niet viel schoon te maken of te repareren tegen wat de mijn woning binnendringende onverlaten aan onheil aanrichtten en aanrichten en terwijl ik een wasmand vol gedragen kleding had van een jaar eerder en terwijl ik  geen klusjesman of bezoek had kunnen ontvangen en terwijl er een verschrikkelijke PANDEMIE (?) heerste en ik mijn handen niet geregeld kon wassen, moest mijn huis er pico bello uitzien. Ik kreeg nog een dreigbrief van de gemeente dat ik moest meewerken eraan dat ik hulp kreeg (hahaha!). Nadat ik had toegestemd in de inspectie werd een datum afgesproken. Ik wist dat er van hulp geen sprake zou zijn en dat de inspectie in mijn voordeel zou werken. Die had plaats op 02 december. De raad die ik kreeg was dat ik niets meer hoefde te doen en het huis in de verkoop moest gooien. Daar stemde ik opgelucht mee in. Ik wist echter dat mijn belagers elk woord opvingen via hun afluisterapparatuur. En dat de hel zou losbreken. De lieverdjes verhoogden hun acties en ik kon (uiterlijk glimlachend, innerlijk roodgloeiend) meedelen dat niemand het huis in deze staat zou kopen en dat het compleet geruïneerd zou worden als ik niet af en toe de schade indamde, hoeveel geld, tijd en energie het me ook kostte. Ik kreeg een persoonlijke coach toegewezen die me al snel liet merken dat ze me niet zou kunnen helpen. Ik moest terug naar Het Juridisch Loket dat gesloten was en met een 0900 nummer werkt (duur) of per e-mail persoonlijk met hen communiceren. Door ettelijke keren eerder wist ik dat ik mijn Vitens verhaal zou moeten opschrijven/afdraaien. Wanneer dat zou zijn gebeurd, zou ik de namen/telefoonnummers van drie advocaten krijgen die geen van allen kunnen ‘helpen’ tegen betaling: ze doen dit soort zaken niet (en zijn zo vriendelijk andere advocaten aan te bevelen die op vakantie gaan, het te druk hebben of evenmin deze zaken doen); ze hebben het druk en kunnen over een x-aantal maanden wel luisteren (ook als je precies op tijd belt, hebben ze het tegen die aangeduide datum weer of immer voortdurend druk, zijn er medewerkers ziek of hun beminnelijke eega is aan rust toe) of ze vragen me vriendelijk voor een (kosteloos) intakegesprek te hottentot  waarbij alle stukken mee moeten en nadat een taxirit is betaald van tussen de € 15.- of € 50,- delen ze me mee dat ik de Vitens (het waterleidingbedrijf) moet bellen en vrede sluiten (letterlijke woorden van één der rechtsgeleerden; jammer ik had graag voor mijn dood een pijp gerookt, maar de Vitens medewerkers die telefonisch te bereiken zijn, hebben geen idee ervan wat ze met de zaak aan moeten) of ik word afgezet (en niet voor de kerk of het gerechtsgebouw) voor meer of minder grote bedragen (€300, – € 1500,) en dan wordt mij meegedeeld dat ik geen schijn van kans heb (al heb ik voor honderd procent gelijk in alle meer dan twintig gevallen) en meer van dit soort ijskoude kolder.

Ondertussen zijn mijn eigen lieverdjes weer op papieren rooftocht. Voor de zoveelste keer waren mijn nieuwe laptop, tablet en telefoon in november/december 2021 onbestuurbaar. Ik wist dat er met geen van de drie apparaten iets aan de hand was. Maar dat vergoedde niet dat ik niet kon schrijven of internetten. Ik was er moe van naar BCC te gaan en liet hem zelf nakijken (€72,). De bende stal toen weer van mijn rekening. Ik moest € 135, aan belkosten betalen bij de KPN- provider (neen aan de bendeleden) die ik niet had gemaakt, gezien de gebelde nummers. Als ik echter niet had betaald, zou ik worden afgesloten en zat ik weer eens zonder telefoon en internet. Ook een ander onduidelijk bedrag (€277 <> oververbruik, een lamp, computer en telefoon opladen, waterkoker) moet ik betalen voor stroom. Hoera, zelfs als ik niet aan het verleden denk, gaat de bende in het heden lustig, ongestraft door en zit ik op 17 april bij leven en welzijn  tien jaar onterecht zonder water en word ik voor duizenden euro’s jaarlijks lichter gemaakt.

Toch heb ik een lichtpuntje: op 15 april wordt de roman ‘Berichten uit het verleden’ uitgegeven door uitgeverij Indeknipscheer. Hoera voor Franc!

Van de bedrijven waar ik zaken mee heb gedaan in Nederland inclusief de banken en overheidsinstellingen zijn slechts enkele zoals de Essent (energieleverancier: stroom en gas) en Dela (overlijdensverzekering: prima!) mij eerlijk gebleken. Overal, letterlijk overal, is het over het algemeen een zootje. Ik wil graag aannemen dat het niet de bedrijven of overheidsinstanties zelf zijn, maar criminele werknemers en dat Nederland genoeg eerzame burgers kent die denken dat hun land een paradijs is en dat wij allochtonen (zo worden wij, immigranten hier genoemd) het heerlijk vinden hier, lui zijn dus werkschuw, veel noten op onze valse, zwarte zang hebben, straatarm waren in ons land, in koeienstront hutten woonden en in Nederland alle (sociale) woningen krijgen enzovoorts. Het systeem werkt echter zo: de economie in je (een) land wordt opzettelijk verziekt door hen (= bende), je wordt naar bijvoorbeeld Nederland (een Westers land) gelokt, je (vul hierna voor je in: het slachtoffer) vindt razendsnel een baan en er wordt je een koopwoning aangepraat door een bendelid. Heb je een woning in bijvoorbeeld Suriname (een derde wereld land) dan vernielen hun trawanten je huis aldaar, zodat je wordt gedwongen dat huis  te verkopen. Na de verkoop van de woning in het vaderland zit je vast aan een torenhoge hypotheek in het Westerse land (in mijn geval Nederland), je bent je baan in je thuisland kwijt, je wordt geïsoleerd (internet, post, telefoon), kunt niemand bereiken en wordt volledig geterroriseerd aan je werk en overal; de politie grijpt niet in, want je bent kort gezegd stapelgek en walgelijk en moet als het je niet bevalt oprotten. Ondertussen heb je zogenaamd de ene schuld na de andere en à la dol worden grote bedragen ingehouden van je inkomen. Zelfs je water (2012) en stroom (zie 2014) worden afgesloten. Vonnissen worden aan de lopende band uit het niets geproduceerd en elke meester in de rechten verschuilt zich achter die papieren leugens, achter dat administratief bedrog. Geen advocaat die je helpt, geen enkele instantie, geen klusjesman of je betaalt het tienvoudige. Al lig je de hele dag in je bed (dat doe ik, behalve water en boodschappen halen en af en toe opruimen) er wordt rommel gemaakt, vernield en jij krijgt de politie voortdurend op je dak, op je stoep, luid bonzend op je deur, tikkend tegen je ramen, je naam uitschreeuwend, springend over je schutting, de deur openbrekend. Tegen de onverlaten gebeurt niets, maar dan ook niets! Zelfs geen woord en jij kunt niet anders dan alles negeren en doen alsof ‘het’ koek en ei is, vriendelijk en gedienstig zijn tegen de kat, de hond en iedereen die je probeert af te maken en je behoort te pretenderen dat  je leven nog nooit zo mooi is geweest, want anders krijg je nog veel en veel en veel meer stront aan de knikker en word je na mishandeld te zijn in het gekkenhuis gesmeten of je zal ooit als je koppig bent en niet voor de trein springt wel in een bejaardentehuis voor allochtonen belanden, waardoor men zich meester kan maken over alles wat je bezit. Hopelijk voor jou zelf lig je dan snel op natuurlijke gronden onder de groene zoden, want anders word je elke dag opgescheept met tante Joosje en pa Doffie en word je uit je kamer gelicht om oer Hollands  gezellig een half uurtje naar Hollandse praatprogramma’s te kijken – van bijvoorbeeld Paul de Leeuw of die gaan over alweer alle lieve, blanke, blonde, blauwogige deerntjes die door knuffel Marokkanen (uiteraard) seksueel zijn belaagd – voordat je weer opgesloten en heen en weer gecommandeerd wordt of je wordt doodgevroren buiten gevonden of levend dood gekookt in het pruttelende bad– niet au bain-marie – mama faya watra wacht je, ouwe taaie, mi gudu, mi lekker, mi switi. Of hoe modern na coronavaccinatie, oh nee, echt  niet door coronavaccinatie stik je in de longembolieën en je mag rustig in het tuchthuis in je eentje sterven, want je zou het als oudgediende, veel-verdiend-hebbende beslist niet redden (Volkskrant!) en mag gaan genieten van een welverdiende rust waarna je in de hoogovens tot je laatste bot  wordt verbrand. Wel zo economisch. Niemand hoeft dat vermaledijde graf van je schoon te gaan maken en wie herinnert zich mensen die aan hun vervaldatum toe waren en reeds tijdens hun leven vergeten of opgerot? Oprotten, oprotten, oprotten is wat de almaar tikkende klok voor jou slaat. Alleen de katten hebben hier een luizenleven tot in lengte van hun individuele goedverzorgde ‘fijne dagen’. Bah, Nederland.

De ontknoping. Wie  doen hun medemensen (in dit geval mij) deze ellende aan? Een internationale, heterogene bende, vogels van diverse pluimage, allerlei gespuis van hoog tot laag, een gang die alles doet wat God en de mens hebben verboden en hun medemensen immens schaden om steeds meer macht en daardoor materieel gewin te verkrijgen. Lieden die al tientallen jaren opereren. Zet je scepsis van je af. Echt! Het gaat om een wereld binnen de wereld (die jij kent). Eén waar je niets van weet, gelooft of wil geloven tot je begint te begrijpen dat je bent: uitverkoren. Want, weet je: je heb hen altoos iets te bieden, zij hebben wederkerig niemand iets te geven, behalve lokaas om je in hun vallen te lokken. Bijvoorbeeld: je hebt een kind dat drugsverslaafd, gokverslaafd, seksverslaafd gemaakt kan worden of voor porno kan worden gebruikt tot aan snuf movies toe. Je hebt een klein huisje waarvan je niet gelooft dat iemand het zich wil toe-eigenen. Je hebt een vibrator of een gezonde middelvinger, of een gezonde hand en wordt bespied en op porno gezet. Je hebt een klein pensioentje verdiend en men wil niet dat je daarvan geniet. Nogmaals: wie je deze misère allemaal flikken? Ander antwoord: (eventueel) je moeder, je zuster, je broer, je (klein)zoon, je (klein)dochter, je nicht, je neef, je vader, je buurvrouw, je buurman, je oma, je opa, je leerling, je leraar, je dominee, je psycholoog, je advocaat, de politie, de notaris, je huisarts, je notaris, je man, je vrouw, je ex, je president, je minister, je koning, de dorpsgek, de zwerver voor Combémarkt, de junk op het Centraal station van Amsterdam, die geweldige Hollander met zijn blauwe oogjes, blonde haartjes, blanke huid en Hollands accent, die nog geweldigere Amerikaan met zijn grijze kijkers, tienduizenden vreemden die jij niet kent, letterlijk iedereen kan een geëerd lid zijn van deze bende. Gewone mensen, lieve mensen, eerlijke mensen, rechtvaardigen, dierenvrienden, milieuactivisten, vrome kerkgangers. Want: schijn bedriegt. Je gelooft me niet? Het is zo! Denk aan deze blogs wanneer je je afvraagt of (bijna!) iedereen gek is geworden inclusief lieve opa Leon en moederlijke tante Fientje! Luister: breek niet, blijf glimlachen, beheers je (je zult het in het begin echt niet kunnen: het zijn demonen). Houd je verdenkingen voor je! (Je kunt vooral in het begin niets bewijzen en door iedereen inclusief of beter gezegd juist de bendeleden gek worden verklaard). Houd je ogen en oren open. Ze zijn erop gebrand om je te laten weten dat ze het op je gemunt hebben en wat ze bedoelen. Ze gaan net zo lang door – tientallen jaren –  met hun shows, toneelstukjes, schimpscheuten, codes, nonsenspraat, omkeringen, woordspelletjes (vooral met namen: Rik <> viezerik, stouterik) parabels en vergelijkingen tot je hen begrijpt. Ze zijn ziek en genieten ook van geestelijke en lichamelijke mishandeling, niet alleen van geld. Ze zullen je via hun onzinnige codes proberen duidelijk te maken dat jij slecht of gek of allebei bent, hebt verdiend wat ze je aan doen, lelijk bent, een grote neus hebt, een slechte adem, mank loopt, gek bent,  gewoon een minderwaardig, oerlelijk, verderfelijk mens bent die in de hel thuishoort. Ze keren namelijk altijd om. En wat behelzen de misdaden waar je schuldig aan zou zijn en die nooit worden verwoord maar non-verbaal of via onduidelijke insinuaties en codes worden doorgespeeld? SEKS, SEKSUEEL, GESLACHTELIJK, COHABITEREN, MASTURBEREN, BESTIALITEIT, PEDOSEKSUALITEIT, HOMOSEKSUALITEIT, BISEKSUALITEIT, elk seks gerelateerd onderwerp,  is alles wat hun ontregelde klokje tikt.  En ze moeten dus altijd geld, veel geld voor het feit dat jij je volgens hen schuldig hebt gemaakt aan hun uit de lucht gegrepen seksuele wan- of misdaden.

Maar, vergeet nooit: er zijn werkelijk nog mensen als jij en ik – met onze goede en slechte kanten – op aarde. Door die wetenschap ben ik staande gebleven, diegenen hebben me erdoorheen gesleept. Twijfel daar niet aan. Hor’ yu srefi. Als je gelovig bent, bid. Lees mijn blogs. Tenminste ik vraag me af of mensen die geen lid zijn van de bende mijn blogs ooit te lezen zullen krijgen. Zo ja, is er ook een advocaat bij? Alstublieft, help! Dit is een ware noodkreet!  HELP! HELP! HELP!

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *