In mei 2000 kwam ik op uitnodiging van meneer Julian With in Nederland aan en mocht ik in het Delamar theater een presentatie houden. Op 01 november 2001 kwam ik in Nederland aan als migrant met weinig meer dan een verhalenbundel die op redactie na af was (‘Het kind met de grijze ogen’) een roman waarvan de eerste versie voor tachtig procent af was (‘Hindoestaans intermezzo’) waarvan het manuscript is ontvreemd, waardoor het boek nooit is uitgegeven, maar dat ik wil herschrijven), een heleboel aanzetten voor verhalen (die voor een deel zijn ontvreemd en waarvan een ander deel inderdaad verhalen zijn geworden) en zeer hooggespannen verwachtingen privé. Ik dacht dat ik aan het eind van een uitgesproken moeilijke periode eindelijk weer de zon zou zien schijnen. Na inderdaad wat leuke weken begon een periode van veel misère en ellende. Waar dat aan te wijten was, zou ik pas jaren later ten volle beseffen en dus twijfelde ik heel erg aan mezelf. Ik had mijn baan opgezegd en zou als ik terugging naar Suriname niet zo gemakkelijk meer aan de bak komen. Met mijn tanden op elkaar besloot ik me daarom niet te laten kisten en vol te houden. Toegegeven: alle ellende ten spijt was ik een begenadigd mens. Ik was kerngezond, erg vitaal (zeker gezien mijn leeftijd) en reeds op 06 januari 2002 kon ik als onderwijzeres aan de slag. Op 02 augustus 2002 verhuisde ik naar een eigen huurwoning in een gerenoveerde flat in de Bijlmer (Florijn) en in materieel opzicht kwam ik niets tekort, vooral omdat mijn behoeften en wensen erg eenvoudig en basaal waren (en zijn gebleven) want veel bezat ik aan materiële middelen niet. In oktober 2002 was ik weer Nederlandse en ik heb het eerlijk gezegd relatief gemakkelijk gehad in al die opzichten. Dat wil zeggen in vergelijking met het gros van de Surinamers die hun heil in het voormalig moederland kwamen/komen zoeken. Reeds een jaar later, in november 2003, kon ik naar een koopwoning in Almere Buiten verhuizen. Welke bittere teleurstellingen ik te verstouwen zou krijgen en hoe groot het verdriet zou zijn dat me daar (= hier) te wachten stond, wist ik gelukkig niet en mag als cliffhanger fungeren. De eerlijkheid gebiedt me te bekennen dat ik ondanks allerlei nare ervaringen en gebeurtenissen zowel lichamelijk als geestelijk redelijk gezond ben gebleven en dat is toch een enorme zegen. En in mei 2004 was de uitgever eindelijk zo ver dat ‘Het kind met de grijze ogen’ werd uitgegeven. Dat was een zoveel-voudige overwinning: alle jaren door werd het schrijven mij vrijwel onmogelijk gemaakt. Computers en printers gingen a la dol en aan de lopende band kapot of stukken tekst verdwenen, werden veranderd, er werden taalfouten in gesmokkeld en nog veel meer. Overigens gebeurt dat nog dagelijks (daarover bij de ontknoping meer). Mijn computers werden/worden – alle fire walls en dergelijke ten spijt – voortdurend volledig beheerst. En monteurs kostten schatten, terwijl ik aan het schrijven (nagenoeg) niets verdiende. Aanvankelijk schreef ik die tegenslag toe aan pech en ik was destijds niet in staat door gebrek aan informatie en inzicht om het juiste verband tussen ogenschijnlijk niet aan elkaar gerelateerde gebeurtenissen te zien. Maar goed eindelijk lag mijn tweede boek in de boekhandel.