Opengesneden word jij terwijl wij bloed zweten
uit al onze poriën wordt ons leven water
een zondvloed vult onze open keelgaten zonder woorden
drijven we, zweven we uit elkaar en buiten het vertrek
zinken we zonder jou wordt al het verwaterde bloed
een wig, een scalpel, de rode zee die ons snijdt uiteen.
Rondom onze hoofden en haren zijn koralen en zeewieren
waardoorheen ieders algen, diepzeeduivels en -dieren
als waterslangen mee zwalken in en met
onze omzwachtelde schelpgezichten
raken we elkaar zelfs niet tot op de bodem
wijken onze weefsels, zeepaardgedaanten, gestaag uiteen.
Uit een metalen mond schieten snedige klanken
drijven ons terstond omhoog naast elkaar
in eenparige, elektrische verlichting vlechten onze vingers zich
een verband verzegelt het traliewerk op je buik
neemt ons gezamenlijk in hechtenis verbindt ook jou dan
onwetend van onze vernieuwde gehechtheid alvast aaneen.