Hoera nummer 1: Elysian heeft een geweldige job gedaan! Alle mooie plaatjes, het embleem en wat aanvullende, verduidelijkende zinnen zijn voor me gefikst. Ik heb daar niet eens om hoeven te vragen en ik vind ze allemaal mooi en smaakvol. Heel veel extra werk is erbij verricht, eigen initiatieven zijn ontplooid en dat alles uit good will. Bedankt jongens!
Hoera nummer 2: ik heb in april een ontwikkelingsbeurs ontvangen naar rato van bruto €3000,00 omdat de website is goedgekeurd. Ik ga daar wel belasting over moeten betalen en ik zal er een (digitale) schrijfcursus voor volgen ter waarde van ongeveer €330/€400 en mijn internetabonnement naar rato van maandelijks € 42,50 per maand gaat eruit. De schrijfcursus ga ik doen omdat volgens Het Nederlands Letterenfonds de kwaliteit van mijn schrijfwerk vanaf mijn eerste drie boeken gestaag daalt en omdat noch mijn laatste roman ‘Lambarosa’ (mijn opus magnum) noch mijn dichtbundel ‘Exit’ volgens de geleerden in de Nederlandse literaire wetenschap (leve de kunst, weg met de betweterige alwetendheid der wetenschappen) goed genoeg bevonden is om een (nieuwe) werkbeursaanvraag te honoreren. Na mijn dissertatie-achtige verweer was het antwoord neen, nono, no, non, na, njet. Bovendien mag ik niet over seksualiteit schrijven (mijn nieuwe werk zou een korte verhalenbundel zijn met als titel: ‘Het ongeschonden maagdenvlies’ <> ohlala) en zijn vooral mijn korte verhalen van te laag gehalte om een beurs te rechtvaardigen. Prima: het zij zo. Laat mijn werk voor zich spreken. Ik zal mijn verweer waarin ik letterlijk zin voor zin uit de discriminerende onzinbrief weerleg, ooit opnemen op de website. Laat de lezer erover oordelen. Ik ga mijn werk niet aanpassen aan de luimen en grillen van mensen die zelfs niet geholpen door boek en bril knappe uilen zijn. Na deze opstandige woorden krijg ik zeker geen werkbeurs meer. Maar ik zal zo min mogelijk opportunisme tentoonspreiden, hoewel ik zwaar, zwaar, zwaar, zwaar, zwaar in verleiding ben gebracht, want ik verdien het en ik heb het geld nodig! Laten de machtshebbers maar goed in eigen boezem tasten. Opgemerkt zij dat ik voor een deel van de verhalen uit ‘Vers vlees, oud bloed’ negens en tienen heb gescoord bij een vorige schrijfcursus; dat ik mede om ‘Vers vlees, oud bloed’ ben genomineerd voor de Halewijnprijs; dat alle recensies die ik heb gelezen positief waren op één na (geen recensie, kreten) van professor doctor Michiel van Kempen en dat ik bij het aanbieden daarvan wel een werkbeurs heb ontvangen (om ‘Lambarosa’ te schrijven), al probeert de commissie nu te doen alsof het boek niet werkbeurswaardig was. Overigens: los van een science fiction jasje dat ik één van mijn verhalen heb aangedaan (‘Hoofdpijn’) heb ik gewoon (literaire?) verhalen geschreven, geen detectives of misdaadverhalen. Ter overdenking: een verhaal waarin wordt verhaald over een misdaad hoeft volgens mij geen misdaadverhaal te zijn. De misdaad kan als motief worden gebruikt omdat het bewuste verhaal het nodig heeft om het belangrijkste thema goed uit de verf te laten komen. Dat sommige recensenten dat wel denken, vind ik absoluut geen punt. Mogelijk hebben ook zij gelijk. Door gedegen tekstanalyse en door de psychologische lading van een verhaal als bijvoorbeeld ‘Het geheim’ te snappen, hetgeen de lezer als een woord- of zinsdetective zou kunnen doen, komt men wel erachter wie mogelijk de dader was. Mogelijk, want: een geheim is geen geheim als iedereen weet wat het geheim is. In een whodunnit eindigt de schrijver met aan te geven wie de moord heeft gepleegd en waarom. Mijn insteek is dat de lezer denkt, dat hij weet wie de dader is. Dat blijft echter geheim! Met giswerk komt men na de tekst te hebben bestudeerd wel met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid erachter. En in (bijna) elk van de verhalen zet ik de lezer op het verkeerde been om te laten zien wat de kracht van het geschreven woord is, zelfs als het om fictie gaat en hoe iemand (een schrijver) een ander (bijvoorbeeld een lezer) kan laten denken en oordelen hoe hij (de schrijver) dat wil. Zoals een hypnotiseur dat eveneens doet. Bewust stuur ik de lezer met een kluitje in het riet en dus de richting op die ik (schrijver) wil. Tenminste: ik hoop innig/vurig/van harte/alsjeblieft van niet! We (ik ook) worden (word) zo gestuurd, geleid, aangetrokken bovenal misleid door social media en ander oorverdovend geschreeuw. Literatuur kan ons misschien helpen kritischer te zijn ten opzichte van wat we voorgeschoteld krijgen op allerlei niveaus, hoop ik. Daar gaat een deel van mijn schrijven over. Laat je als lezer geen oor aannaaien door mij, door niemand. Neen, niet door de protagonist. Neen niet door de personages. Neen, niet door woorden, zelfs niet door een heel verhaal, niet door een dokter of wetenschapper(?). Wetenschappers maakten vroeger gaten in mensen hun hoofden en dat het minder leuk was voor de uitverkorenen? Tja, ja, ja… Laat je zelfs niet door psychiaters welk lichaamsdeel ook aannaaien, tenzij je het zelf wilt. Wil je het zelf? Goed, in dat geval: wie ben ik? Laat je dus door mij niets aanpraten. Woorden zijn woorden en kunnen weliswaar toch kracht hebben, kunnen werken. Alles wat werkt kan positief of negatief worden ingezet. Er zijn schrijvers die zoveel waarde hechten aan niets meer of minder dan namen, benoemingen dat ze denken een andere persoon te worden door het veranderen van een letter, een bepaalde term die trendy is voor zichzelf te gebruiken en door pure dwingelandij. Ik behoor niet tot die groep. Mijn schuilnaam dient om aan te geven dat mijn werkelijk volledig fictieve verhalen of de fictieve protagonisten en personages niet altijd mijn mening (volledig) weerspiegelen. Ik besef echter dat een andere naam, een ander persoonlijk voornaamwoord, een andere betiteling mij niet wezenlijk verandert, al weet ik niet werkelijk wie ik ben op enkele punten na. Meer in het bijzonder op één aspect na: ik ben een menselijk wezen. Geen hond. Al beseft niet iedereen om me heen dat. Hopelijk is dat een voldoende aanduiding voor mijn medemensen: ik ben mens. En voor diegenen tegenover wie ik het nog mag zijn: ik ben van het vrouwelijke geslacht. Ik was nooit: een nog niet menstruerend mens (nnmm) evenmin een ooit menstruerend mens (omm), ik ben nooit een (uitsluitend) menstruerend mens (mm) geweest of ik ben geen niet meer menstruerend mens (nmmm), evenmin als ik uitsluitend een half stokdove ben of een volledig gekleurde of een kleurling of een zonderling. Ik hoop zoveel meer te zijn. Neen, ik weet dat ik meer ben voor een heleboel weldenkende lui zoals ik. Ik weiger wie dan ook (witte mannen?) te laten bepalen dat ik binair, non-binair, tertiair, quartair of een heel kwartet, een harmonie orkest ben of lego of een puzzel. Ja, ik ben van het vrouwelijke geslacht, maar wat mijn seksuele voorkeur is, gaat niemand aan totdat ik het bed (met matras graag), de houten vloer, een stenen bruidsbed of de achterbank van een auto deel met iemand in verband met een seksuele activiteit. En solitair? Maakt dat wat uit? Versierd wil ik niet meer worden. Oud is oud en geloof het of niet, dat heeft grote voordelen. Ik hoef niet te koop te lopen met wat ik (niet) aan seksuele handelingen verricht. Een witte of zwarte kaars, muskietenkaars, geurkaars, een dildo, een vibrator, een tandenborstel, een toyboy, een gigolo, een pooier, een vibrator doen sommige solitairen (singles, de niet cd’s) van het vrouwelijke geslacht. Ja, lekker ouderwets. Nee, niet dat. Lekker (ouderwets): geslacht. Geen gender. En wie anders verkiest? Het zij hem/haar/hun/het vergund. Alstublieft, geen kwaad woord over niets of niemand. Het is voor de liefhebbers. Ik ben wel benieuwd ernaar wat de douane, gewoon op Schiphol, van gender zal vinden en de politie bij de oplossing van een moord. Ik ben in ieder geval geen (douane)beambte. Get it? En stel dat ik me geen hond voel, geen mens, maar: een oester? Rara, hoe kan ik dat worden? Soms meen ik me een parel, maar dat hoeft niet iedereen met me eens te zijn. Moet onze gender worden vermeld in onze paspoorten? Of ik wel of niet ben geopereerd? Ter plekke? Wat ik (heden ten dage) tussen mijn ribbelpootjes heb? Mijn God, mijn vader, in de hoge hemel, mag ik passen? Neen, niet plassen – graag in het damestoilet dan. Al lijk ik tegenwoordig op een zwerfster. Ik ben al oud en volledig grijs en moet mijn ouderdom (van mezelf) minder rauw tentoonspreiden. Wat vermoeiend. Goed, voor elk dus wat hij/zij/het/zij wil/willen, maar ik houd van mijn gemak. Vanwaar deze serenade dan? Woorden zijn woorden en vooral schrijvers moeten leren dat het wezen der dingen niet verandert door een ander woord te gebruiken. Spelen met woorden mag, net als met een serie toyboys. Niet met emoties, niet met menselijke waardigheid, alstublieft. Van de andere kant: wie zich prettiger voelt alleen door een andere tenaamstelling, dat is geen mis- of wandaad. Kunnen we weer lekker verder? En: ik zal niet kunnen zeggen dat als de commissie tegen mij zegt ‘neen’, dat ik vind dat ze ‘ja’ moet zeggen als ze nee bedoelt en een afwijzing is geen toewijzing. Halleluja. Wat ik wel zeg? Wanneer komen de harde regels waaraan ik in de hoedanigheid van schrijver moet voldoen om eindelijk weer poen te krijgen (geld, een brutale dikdoener) en in welk wetboek staan de artikelen en waar vind ik de geboden en verboden gehaald op de literaire Sinaï die voor iedere schrijver moeten gelden ook voor allochtone, oude, gekleurde schrijvers van het vrouwelijke geslacht die weigeren aan gender te doen? Of: wanneer komt de inkeer, beste, brave leden der commissie? Wanneer komt de diversiteit? Wanneer mogen oude schrijvers zowel rijmen als moderne woorden gebruiken zoals remix, remake, hacken, google, firewall, down en breakdance? Zo niet: ik kan er naast zitten. Ik kan er boven staan. Ik kan eronder doorgaan. Maar het beste: ik zal schrijven. Mooi beet voor jullie, want de geschiedenis zal het leren. En ik ben dan al dood.
Verder voor diegenen die geïnteresseerd zijn in wat ‘Lambarosa’ als postmodernistisch werk waard is, raad ik hoofdstuk elf (11) aan van het boek ‘Lessen in literatuur’ van meneer F.W. Korsten en de boekbespreking van meneer Peter de Rijk die ik tot vorig jaar niet in persoon kende (zijn kwalificaties en verdiensten zijn te vinden op internet) en mevrouw Estefania Pampin die ik niet persoonlijk ken. Zijdelings nog dit opgemerkt: ‘Lambarosa’ is wat mij betreft niet per se bedoeld als een metafoor voor migratie. Maar elke lezer, recensent mag eruit halen wat hij wil. En daar gaat het niet om bij mij. Het is een boek dat heel goed realistisch gelezen kan worden en evengoed postmodernistisch. Dat is onder andere de waarde ervan. Ik ben ook ‘zo’ geweest dat ik alles geloofde wat ‘wetenschappers’ uitkraaiden, zelfs loze kreten en leuzen. Nu weet ik bij tijd en wijle wel ‘beter’. Wetenschappers zijn mensen als alle andere en kunnen om diverse redenen, soms opzettelijk, soms onopzettelijk fout zitten. En in Suriname zeggen we in plaats van: wat baten boek en bril als de uil niet lezen wil, a moeilijk fu wiki wan sma san n’e sribi. Door deze rebelse houding zal ik waarschijnlijk inderdaad geen werkbeurs krijgen. Jammer, driewerf jammer. Dat zal de commissie niet sieren. En het ware beter geweest als de commissie op haar schreden zou terugkeren, doet ze dat echter niet dan ga ik bij leven en welzijn door, want de commissie is niet zaligmakend. En ik zal gratis verhalen op mijn website blijven ‘doneren’. Gewoon: verhalen. Wat een vrijheid. Iedereen mag, niemand moet ze lezen. Literair? Wat is dat precies? Machtsmiddel? Hanengekraai? Verentooi van een pauw? Ik moet ze naderhand wel zelf corrigeren en laten redigeren – eventueel uit eigen zak – niks te danken – graag gedaan. O, brutale dikdoener!
Hoera nummer 3: ‘Berichten uit het verleden’ is uit. Met het (nu aangepaste) manuscript ervan heb ik de tweede prijs van de Don Walther Donner schrijfwedstrijd in Suriname gewonnen. Ik ben erg verguld, met het omslag van het boek en de tekst op de achterflap en ben het daar volledig mee eens, hoewel ik besef dat de kwalificatie literaire thriller, vanuit een minder goed bedoelende hoek tegen het werk kan worden gebruikt. Het is in die zin een thriller omdat het een (hoop ik) spannend verhaal is. Verder is het qua opbouw, thema’s en einde gewoon een (literair? <> zal me geen zorg wezen) verhaal. Met andere woorden: spannende (literaire?) fictie. Ik geloof niet dat literatuur a priori saai moet zijn. Tussen haakjes als het geen literair verhaal is, wat dan wel? Chicklit? Pulp? Beeldroman? Sprookje? Legende? Indianenverhaal? Apenpokken verhaal? Broodje-aap-verhaal? Parabel? Gelijkenis? Psalm? Popsong? Heilige mis? Zal wel! In ieder geval: gratis verhaal voor de lezers met de complimenten van Het Nederlands Fonds voor de Letteren. Die eer komt hen wel toe.
Er zijn wat lange voetnoten in ‘Berichten’, omdat ik op die wijze mijn invulling aan het postmodernistische ervan geef. Ik ga (eventueel) ook dit boek aanbieden aan Het Nederlands Letteren Fonds, waarbij ik als nieuw te schrijven werk zal opgeven een korte verhalenbundel met als (werk)titel: ‘Doodzonde’. Mijn eerdere aanvraag was voor een korte verhalenbundel met als werktitel: ‘Het ongeschonden maagdenvlies’. Het gaat om exact dezelfde verhalen die ik allemaal een andere naam (titel) heb gegeven met in mijn achterhoofd : ‘What’s in a name’ (zie boven!). Natuurlijk weet ik dat ieder commissielid dit kan lezen en uiteraard weet ik dat ik (eventueel) mede hierom geen werkbeurs zal krijgen. In Jezus naam amen. De commissie beoordeelt mijn werk maar op de literaire kwaliteit ervan of niet. Ik ben geen hond die een vette kluif of bengelend worstje wordt voorgehouden. Dat is wat het Westen doet op allerlei gebied. En deze keer zal ik geen zinloos verweer schrijven op rare, discriminerende, ongefundeerde kreten (wat baten boek en bril als de uil niet lezen wil; a moeilijk fu wiki wan sma san no een sribi) dat mij uren en uren, weken werk kost. Ik ga een schrijfcursus volgen en zal mijn werk voor mij laten spreken zoals ‘Lambarosa’ en ‘Exit’ dat zullen doen. Op kreten, dogma’s, ongeschreven wetten, discriminatie, onwaarheden reageer ik niet (meer). Gebleken is dat mijn gefundeerde verweer absoluut niet is overwogen en de afwijzingsbrief waarvan ik nog voor de hoorzitting wist dat die eraan kwam en wat die zou inhouden ( doos van Pandora vol kreten) heb ik acuut verscheurd. Er viel mij één zinssnede op terwijl ik lol had in het versnipperen: ‘neergaande lijn’ of iets dergelijks. Neen: meneer-Peter-de-Rijk lijn. Als ‘Lambarosa’ geen werkbeurs waardig is/was, is mijn antwoord: dan heb ik nooit kunnen schrijven, zal ik nooit kunnen schrijven en begrijp ik niet waarom ik niet alleen sta in mijn oordeel (meneer Peter de Rijk, Meneer Koos van de Kerkhof en mevrouw Estefania Pampin) en dan ga ik wel door, want men wil niet alleen mij, maar de Surinaamse literatuur in een kwaad daglicht stellen. Iets anders is: diversiteit moet er zijn. Dichten doe ik dan ook met mijn visie op poëzie in mijn achterhoofd en gezien de positieve recensies van vermoedelijk blanke mannen (!) sta ik wat ‘Exit’ betreft evenmin in mijn eigen Kalahari te jammeren, te blèren, te loeien en te oreren. Er zijn mensen die toe zijn aan ‘iets anders’: Something old, something new, something borrowed, something blue. Ik zeg niet dat mijn dichtwerk goed of slecht is, ik verwijs naar het oordeel van witte (blanke) mannen die mij, een destijds zeventigjarige (!) allochtonen vrouw, een kleurling met negerbloed (dat zalige n-woord) niet kennen. Als zij het evenmin weten… Wie ben ik?
O ja, nog iets over ‘Berichten uit het verleden. De protagonist, Dorothy, moest terug naar haar werk anders zou ze niet eten, lieve dames en heren. Dat is het probleem voor vrouwen of andere onmachtigen. Ze gaan terug naar hun man, naar hun baas, naar hun pooier, naar de harem, naar de hoerentent, naar de mijnen, naar de fabrieken en worden veroordeeld door vrouwen (!) en mannen. Vaak doen ze dat inderdaad niet alleen omdat ze anders niet zullen eten, geen dak boven hun hoofd hebben of zich niet kunnen kleden en hun kinderen evenmin. Vaak treffen ze het nergens, nergens, nergens, bij geen enkele andere echtgenoot, minnaar, baas, of machthebber beter of zijn er emotionele gronden die zij zelf niet begrijpen waarom ze in de hel blijven zitten. Soms laten sommigen (vrouwen: menstruerende mensen, zwangere mensen, mensen die baby’s zogen, aborterende mensen, menopauzerende mensen, moeders, grootmoeders, dochters) zich daarom gewoon uit liefhebberij vermoorden. Hobbyisten. Amateurs. Niet gecultiveerden. Tja, die ouderwetse ‘vrouwen’ (sorry ik leen het woord even) toch… Ach, die menstruatiegebonden figuren.
Hoera nummer 4: ik heb een klusjesman! Gelukkig want SVB (AOW-pensioen) heeft voor de gemeentelijke belastingen geld ingehouden zonder waarschuwing, al maandenlang. Ik zou een vrijstelling moeten krijgen, heb die aangevraagd en geen reactie gehad. Ik krijg netto ongeveer €900, per maand. Misschien kan ik geholpen door mijn klusjesman mijn huis verkopen en oprotten naar dat land met die smeltkroes van rassen en etniciteiten, identiteiten of hoe die dingen heten en zo meer van dat divers, waar we vaak, grotendeels, misschien nog onze individuele genders, geslachten, seksuele voorkeuren, masturbatietechnieken, maagdelijkheid, ontmaagdingen, roosjes, knopjes, mosseltjes, poesjes, visjes, vurige poken, harde stokken, kaarsen, klitjes, hamers, schroevendraaiers en dat soort smeuïge apparaten (voorlopig?) in de gereedschapskist laten betijen, dus waar die thuishoren: in onze hoofden en broekjes en tussen onze lieve, mooie, oude, verlepte, witte, zwarte, bruine, bebloede beentjes of pootjes of lekkere verhalen erover schrijven of vertellen in besloten kring of als publiek geheim. Maar toch wel geheim. Mag je geen boek over je eigen individuele seksuele zoektocht schrijven? Natuurlijk wel. Maar dien je gangen niet te pas en te onpas op. Niet iedereen is daar blij mee. Waar zou dat toe dienen? Veel oude mensen willen kiezen. Ze kunnen ervoor kiezen om een bepaald boek wel of niet te lezen. Smeer mensen niet constant dingen aan. Sommigen worden er misselijk van. Get it?
Oké, misschien zal ik op hangende pootjes de grond onder mijn voeten voelen zinken in Su, want ik leef op betrekkelijk grote voet en zeg: weg met de nieuwerwetse taboes! Mag ik als eenenzeventigjarige voorlopig alsjeblieft, please, merci beaucoup, danke schön, muchas gracias, gran tangi gewoon van het vrouwelijke geslacht zijn in de eerste plaats mens, verder oud, gekleurd en van Surinaamse origine? Ik zal een trui kopen waarop staat dat ik ouderwets hetero ben met eronder (neen, onder de tekst), ‘gaat trouwens weinigen (tegenwoordig niemand) een zier aan’. Dat tweede deel van de tekst wel in kleine letters vanwege ruimtegebrek en beleefdheid. Sorry, ik begrijp niets van gender en ik ben geen wandelend geslachtsorgaan. Ik heb zoveel meer onderdelen: oren (ik ben weliswaar half stokdoof <> is dat genoeg ‘coming out’? <> waar moet ik in godsnaam verder uit tevoorschijn komen en waarom, ziet niemand dat ik een oud, grijs mens ben? <> maakt het uit of ik enige individuele seksuele activiteit ontplooi?) ogen, armen, handen (en een middelvinger, yes!) benen, neus, lippen. En ongezien voor belangstellenden: hersenen (grijs), maag, tong, darmen en tanden. Soms lach ik wel of ik steek mijn tong uit of ik maak een lange neus en dan geef ik me schaamteloos bloot. My coming out. Bijzonder bijzonder!